VVV spelling tt en vd

VVV spelling: tt en vd
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VVV spelling: tt en vd

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

We gaan een testje doen...
1. Jullie beantwoorden een paar vragen over spelling. 
2. Ik leg de regels uit
3. Jullie beantwoorden weer een paar vragen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Hij heeft haar ... (beschermen)
A
beschermt
B
beschermd

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Zij ... nooit (veranderen)
A
verandert
B
veranderd

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Zij hebben ... (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Dit is nog nooit ... (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Hij ... alle spullen in zijn tas. (bewaren)
A
bewaart
B
bewaard

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Jasper ... een dik salaris. (verdienen)
A
verdient
B
verdiend

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Dat heeft Lars al drie keer ... (vertellen)
A
vertelt
B
verteld

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Kim ... heel precies. (beoordelen)
A
beoordeelt
B
beoordeeld

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Maar dat had je toch ... ? (beloven)
A
belooft
B
beloofd

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Hij heeft per ongeluk zijn werkstuk ... (deleten)
A
deletet
B
deleted
C
gedeletet
D
gedeleted

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Uitleg
Bepaal eerst de vorm
Pas dan de regel toe die bij die vorm hoort

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vorm bepalen
Past op de plaats van de puntjes: smurf of smurft?
Past op de plaats van de puntjes gesmurft?
Het is (pv) tegenwoordige tijd (tt)
Het is voltooid deelwoord (vd)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

smurf(t)
gesmurft
Columbus heeft Amerika ontdekt
Kim verovert de kantine
De leerling ontkent dat hij spiekte
De leraar herhaalt de stof
Heb jij dat echt beloofd?

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Trucje voor spelling tt (smurf/t)
1. Schrijf de ik-vorm op
2. Vul in gedachten een vorm van lopen in op de plaats van het werkwoord
3. Hoor je t, dan schrijf je t achter de ik-vorm
Voorbeeld: Hij ... mij. (bedreigen)
bedreig
Hij loopt mij
Hij bedreigt mij

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Dat ... bijna nooit. (gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Rutte ... dat hij geen mondkapje bij zich heeft. (bekennen)
A
bekent
B
bekend

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Die leerling ... al zijn lesboeken. (verbranden)
A
verbrant
B
verbrand
C
verbrandt

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Trucje voor spelling vd
(gesmurft)
1. Schrijf alles op, behalve de laatste letter
2. Kijk naar het hele werkwoord en haal er en af. Bekijk de laatste letter.
3. Staat die wel in tkfschpx       > t                     niet > d
Voorbeeld: Hij heeft mij ... . (bedreigen)
bedreig
bedreigen-en = bedreig (g)
Hij heeft mij bedreigd.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Dat is nog nooit ... . (gebeuren)
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Rutte heeft ... dat hij geen mondkapje bij zich heeft. (bekennen)
A
bekent
B
bekend

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Die leerling heeft al zijn lesboeken ... . (verbranden)
A
verbrant
B
verbrand
C
verbrandt

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Dus...
1: Past er smurf(t) ?
1: Past er gesmurft ?
2: ik-vorm opschrijven
3: in gedachten: lopen
4: hoor je t, dan schrijf je t
5: hoor je niks, dan niet!
2: schrijf vd op zonder t of d
3: hele werkwoord - en
4: letter wel of niet in txkfschp?
4:     wel: t               niet: d

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Hij heeft haar ... (beschermen)
A
beschermt
B
beschermd

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Zij ... nooit (veranderen)
A
verandert
B
veranderd

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Zij hebben ... (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Dit is nog nooit ... (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Hij ... alle spullen in zijn tas. (bewaren)
A
bewaart
B
bewaard

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Jasper ... een dik salaris. (verdienen)
A
verdient
B
verdiend

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Dat heeft Lars al drie keer ... (vertellen)
A
vertelt
B
verteld

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Kim ... heel precies. (beoordelen)
A
beoordeelt
B
beoordeeld

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Maar dat had je toch ... ? (beloven)
A
belooft
B
beloofd

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan:
Hij heeft per ongeluk zijn werkstuk ... (deleten)
A
deletet
B
deleted
C
gedeletet
D
gedeleted

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)
Wat is niet goed gespeld?

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Wat ga je onthouden van deze les?

Slide 41 - Open question

This item has no instructions