IJsbrekerHoofdstuk 4 les 2
1. Waar werk je?
2. Ik begin vandaag op de computer.
3. Werk je vandaag de hele dag?
4.Hij begint altijd om 9 uur.
5. We drinken eerst een kop koffie.
6. Jullie komen toch ook vanavond?
7. Luuk koopt een kaartje voor de trein.
8. De trein vertrekt om 7 uur.
9. De kinderen houden van ijs.