IJsbr Hfdst 4.2

IJsbreker
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

IJsbreker

Slide 1 - Slide

Dit hoofdstuk gaat over reizen.
Je leert de taalfuncties:
Hoe zeg je dat?
Ik wil graag
Je leert bij grammatica:
Werkwoorden: het onderwerp en het werkwoord
Niet
Een
Onze, jullie, hun
Je leert de begrippen:
Liever
Elke dag
IJsbreker
Hoofdstuk 4 reizen

Slide 2 - Slide

Het openbaar vervoer:


Je leert woorden die horen 
bij het openbaar vervoer.

Je maakt goede zinnen.

Je denkt na over je eigen veiligheid.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 3 - Slide

Het huiswerk:

De online opdrachten bij Hoofdstuk 4 les 1.

Het blad met de voorzetsels.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 4 - Slide

Het dictee:

Schrijf de volgende woorden en zinnen op.

Schrijf duidelijk en controleer je spelling.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 5 - Slide

Het dictee:

de bushalte
de OV-chipkaart
de controleur
reizen
Ik reis met de tram.
Ik koop een kaartje.
de automaat
Hoe laat komt de bus?

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 6 - Slide

Pak bladzijde 90 voor je.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 7 - Slide

Koop je wel eens een los kaartje in de bus of tram?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Hoe komt er geld op je OV-chipkaart?

Slide 9 - Open question

Kun je in de bus of tram ook een kaartje bij de bestuurder kopen?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Welke bus of tram komt dicht bij school?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Link

Ga je wel eens met de trein?
Waar ga je dan naartoe?

Hoe weet je hoe laat de trein vertrekt?
Vertrekt de trein altijd op tijd?

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 13 - Slide



de trein





het perron


IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 14 - Slide



het station




het loket





IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 15 - Slide



de vertrektijd - hoe laat de trein vertrekt


De trein vertrekt te vroeg.

De trein vertrekt op tijd.

De trein vertrekt te laat.




IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 

Slide 16 - Slide

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 

Slide 17 - Slide

opladen - Geld op de OV-chipkaart zetten.


inchecken - Dan mag je gaan reizen.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 18 - Slide

Woorden bij de les:
een kaartje kopen

de stationshal

het perron
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 19 - Slide

luistertekst: Een kaartje kopen. 

Je moet goed luisteren.
Je moet onthouden.
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 1

Slide 20 - Slide

Waar is Mirjam Joosten?
A
op het station
B
buiten
C
in het stadion
D
in de trein

Slide 21 - Quiz

Hoe heet haar zoon?
A
Kuuk
B
Muuk
C
Luuk
D
Duuk

Slide 22 - Quiz

Wat koopt ze voor Luuk?
A
een kaartje
B
een OV-chipkaart
C
een railrunner kaartje
D
niets

Slide 23 - Quiz

Waar gaan ze naar toe?
Naar welke stad?

Slide 24 - Open question

Schrijf de woorden op en maak met ieder woord een goede zin.
de trein
het station
het perron
de vertrektijd
de machinist
de conducteur
reizen
Heb je nog meer woorden geleerd?  Schrijf ze op.

Klaar: extra opdracht
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 25 - Slide

Maak de opdrachten bij Hoofdstuk 4 les 2.
Een kaartje kopen.


IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 26 - Slide

Ik loop naar de trein

Ik sta naast de trein.
Ik ben bij de trein.

Ik stap in de trein.
Ik ben in de trein. Ik zit in de trein.

Ik ga met de trein mee.

Ik stap uit de trein.



IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2/voorzetsels

Slide 27 - Slide

IJsbreker
Hoofdstuk 4 

Slide 28 - Slide

Woorden bij de les:

het station

het loket 

de kaartjesautomaat

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Ik kom
Je komt
Kom je?
Hij komt
Zij komt
U komt
Wij komen
Zij komen
Ik begin
Jij begint
Begin je?
Hij begint
Zij begint
U begint
Wij beginnen
Zij beginnen
de werkwoorden

Slide 31 - Slide

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

1. Waar werk je?
2. Ik begin vandaag op de computer.
3. Werk je vandaag de hele dag?
4.Hij begint altijd om 9 uur. 
5. We drinken eerst een kop koffie.
6. Jullie komen toch ook vanavond?
7. Luuk koopt een kaartje voor de trein.
8. De trein vertrekt om 7 uur. 
9. De kinderen houden van ijs. 

Slide 32 - Slide

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Lees bladzijde 92 heel goed.
Maak de opdracht op bladzijde 93.

Maak zelf zinnen met:

werken, beginnen, drinken, wonen, heten, komen, kopen, vertrekken, houden
de werkwoorden

Slide 33 - Slide

Maak de zin af:
Hij werkt...

Slide 34 - Open question

Maak de zin af:
De les begint ...

Slide 35 - Open question

Maak de zin af:
Drink jij ...?

Slide 36 - Open question

Maak de zin af:
Wij wonen ...

Slide 37 - Open question

Maak een zin met:
heten

Slide 38 - Open question

Maak een zin met:
komen

Slide 39 - Open question

Maak een zin met:
vertrekken

Slide 40 - Open question

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Kijk naar je boek, bladzijde 93.
De antwoorden moet je straks opschrijven.

Slide 41 - Slide

Welke woorden horen bij:
station

Slide 42 - Mind map

Reis je wel eens met de trein?

Slide 43 - Open question

Welk station is dichtbij?
A
Centraal Station
B
Hollands Spoor
C
Station Rijswijk
D
een ander station

Slide 44 - Quiz

Kun je vanaf je huis naar het staion lopen?
A
ja
B
nee

Slide 45 - Quiz


Welke bussen en trams gaan naar Hollands Spoor?

Slide 46 - Open question

Waar gaan de treinen vanaf Hollands Spoor naartoe?

Slide 47 - Mind map

Tot hoe laat rijden de treinen?

Slide 48 - Open question

Wat is er allemaal te doen op het station?

Slide 49 - Open question

Je boek bladzijde 93.  De antwoorden moet je straks opschrijven!!!!
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2
 

Slide 50 - Slide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 51 - Slide

Huiswerk: 
Maak de online opdrachten.
Lees de les nog een keer door.
Maak de opdrachten af.

IJsbreker

Slide 52 - Slide