CO 5.4 gesprekstechnieken luister regulerende en zendervaardigheden

CO 5.4 gesprekstechnieken
Toelichting op bijlage 

Luistervaardigheden
Regulerende vaardigheden
Zendervaardigheden
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

CO 5.4 gesprekstechnieken
Toelichting op bijlage 

Luistervaardigheden
Regulerende vaardigheden
Zendervaardigheden

Slide 1 - Slide

Welke vaardigheden zijn er nodig voor een gesprek?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Welke luistervaardigheden zijn er te onderscheiden?

Slide 4 - Mind map

Luistervaardigheden
Aandachtgevend gedrag
Vragen stellen
Parafraseren van de inhoud
Reflecteren van gevoelens
Samenvatten

Slide 5 - Slide

Wat is er nodig om het gesprek goed te reguleren?

Slide 6 - Open question

Wat zijn regulerende vaardigheden?
Vaak is het belangrijk om structuur en orde te bewaken in gesprekken. Hiervoor kun je gebruikmaken van regulerende vaardigheden.  Regulerende vaardigheden zijn vaardigheden die je gebruikt om effectieve gesprekken te voeren. Je zou ze dus ook gespreksvaardigheden kunnen noemen. Het doel van de vaardigheden is om structuur aan te brengen in een gesprek en het doel van het gesprek binnen een bepaalde tijd te bereiken. 

  • Actief luisteren : laat merken dat je begrijpt wat er bedoeld wordt. Zowel verbaal als non-verbaal
  • Feedback geven en krijgen: constructief, 4 G methode Gedrag, Gevoel, Gevolg, Gewenst gedrag. Doorvragen op feedback 
  • Organiseren: structuur gesprek bewaken, koppelen aan doelen, tijdbewaking. 
  • Empathisch vermogen : begrip tonen, omgaan met weerstand, steun geven
  • Besluitvaardig zijn: regie houden, 


Slide 7 - Slide

Regulerende vaardigheden
Openen van het gesprek en het vaststellen van de doelen
Terugkoppelen naar de doelen
Situatie verduidelijken
Hardop denken
Afsluiten van het gesprek 

Slide 8 - Slide

Zendervaardigheden
Referentieel: Feitelijke informatie geven
  • Overzichtelijk en ordelijke structuur in informatie
  • Check regelmatig of de ander je nog kan volgen
  • Vermijd lange zinnen en ingewikkelde formuleringen
  • Beknopte boodschap
  • Duidelijke en herkenbare termen
  • Oordeel pas na de feiten (hoor - wederhoor)

Slide 9 - Slide

Zendervaardigheden
Expressief: Uiting van persoonlijke gedachten en gevoelens

Assertiviteit
  • Voor jezelf opkomen, je standpunt duidelijk maken

Subassertiviteit - Assertiviteit - Agressiviteit

Slide 10 - Slide

Zendervaardigheden
Appelerend: Verzoeken en opdrachten
  • Welk verzoek doe je
  • Het momentum
  • Aankondiging
  • Luisteren naar reactie
  • Concreet

Slide 11 - Slide

Zendervaardigheden
Relationeel: Bezwaar maken en kritiek geven
  • Luister rustig naar het verzoek van de ander
  • Vraag door wanneer de achtergrond van het verzoek niet duidelijk is
  • Zeg rustig dat je niet op het verzoek kan ingaan
  • Onderbouw
  • Blijf bij aandringen je weigering en argumenten herhalen

Slide 12 - Slide

Zendervaardigheden
Constructie feedback
  • Gaat over actueel gedrag van de ander
  • Is beschrijvend, specifiek en concreet
  • Wordt verwoord in de ik-vorm
  • Heeft betrekking op veranderbaar gedrag
  • Bevat een wens
  • Is goed getimed

Slide 13 - Slide

Zendervaardigheden: overdragen en ontvangen boodschappen
  • feitelijke informatie kunnen overdragen,
  •  je persoonlijke gedachten en gevoelens onder woorden kunnen brengen 
  • een verzoek kunnen doen, 
  • een opdracht kunnen geven, 
  • kunnen reageren op een verzoek of opdracht, 
  • feedback kunnen geven en feedback kunnen ontvangen.


Opdrachten en verzoeken
Bedenk van tevoren wat je wilt zeggen of vragen en kies een goed moment in het gesprek om het ter sprake te brengen.
Kondig aan dat je de ander een opdracht wilt geven of dat je een verzoek wilt doen.
Check of je boodschap goed is overkomen en verduidelijk waar nodig.
Maak concrete afspraken om misverstanden te voorkomen.






Slide 14 - Slide

Feitelijke informatie geven:
Kort: houd je boodschap beknopt
Structuur: bereid je voor, weet wat je wilt zeggen en op welk moment
Begrijpelijk: gebruik woorden die je gesprekspartner kent en stem je boodschap af op zijn referentiekader.
Duidelijk: voorkom vaag taalgebruik, houd je verhaal bondig en aantrekkelijk.
Check: ga regelmatig na of de ander begrijpt wat je bedoelt te zeggen.

Slide 15 - Slide

Persoonlijke gedachten en gevoelens delen:
Praat in ‘ik-boodschappen’ en plaats die in het 4G-model 
Werk vanuit een feitelijke gedragsobservatie naar wat jij daarbij voelt 

Check vervolgens meteen hoe de ander naar de situatie kijkt, wat die herkent in jouw verhaal en welke mogelijke oplossingen de ander ziet. 

Soms is er geen oplossing nodig, maar wilde je enkel even je gedachten en/of gevoelens delen. In dat geval is het niet nodig om  gewenst gedrag te benoemen. 

Slide 16 - Slide