K3 Duits Kapitel 3 (6, 7)
Der Lehrplan
1. Samen lezen blz. 116 de stad t/m weten + 5 minuten leren
2.Herhalen persoonlijke voornaamwoorden + für
3. Samen lezen blz. 94/95
4. Maken opdracht 14 + 15
5. Klaar? Leren Lernliste blz. 116
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 3
This lesson contains 19 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Der Lehrplan
1. Samen lezen blz. 116 de stad t/m weten + 5 minuten leren
2.Herhalen persoonlijke voornaamwoorden + für
3. Samen lezen blz. 94/95
4. Maken opdracht 14 + 15
5. Klaar? Leren Lernliste blz. 116
Slide 1 - Slide
persoonlijk voornaamwoord
ich ik
du jij enkelvoud
er hij
sie zij
==========================
wir wij
ihr jullie meervoud
sie zij
Sie u
Slide 2 - Slide
Na het voorzetsel für verandert het persoonlijk voornaamwoord
In het Nederlands is dit net zo.
Ich mag Blumen Ik hou van bloemen
Sind diese Blumen für mich? Zijn deze bloemen voor mij?
Slide 3 - Slide
persoonlijk voornaamwoord + für
ich ik mich mij
du jij dich jou
er hij ihn hem
sie zij + für sie haar
===================================================
wir wij uns ons
ihr jullie euch jullie
sie zij sie hen
Sie u Sie u
Slide 4 - Slide
persoonlijk voornaamwoord + für
1. (ik) ___________ haben das für __________ (jou) gemacht.
2. Hast (jij) __________ das Buch für __________ (mij) gekauft?
3. (hij) __________ hat für __________ (hem) einen Kaffee bestellt.
4. (zij) ____________ haben eine Überraschung f ür ____________ (jullie)
5. Meine Mutter hat einen Geschenk für _________ (hem) gekauft.
6. Das Geschenk ist für ___________ (u)
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Hausaufgaben
Leren blz. 116 de bus t/m weten + blz. 99 Grammatik
Slide 7 - Slide
Der Lehrplan
1.lezen blz. 116 twintig t/m miljoen
2. Nakijken blz. 95/96 opdracht 14b, 15
3. Herhalen persoonlijk voornaamwoord + für
4. Uitleg persoonlijk voornaamwoord + mit
5. Maken blz. 100/101 opdracht 21, 22, 23, 24
Slide 8 - Slide
persoonlijk voornaamwoord
ich ik
du jij enkelvoud
er hij
sie zij
==========================
wir wij
ihr jullie meervoud
sie zij
Sie u
Slide 9 - Slide
persoonlijk voornaamwoord + für
ich ik mich mij
du jij dich jou
er hij ihn hem
sie zij + für sie haar
===================================================
wir wij uns ons
ihr jullie euch jullie
sie zij sie hen
Sie u Sie u
Slide 10 - Slide
Mit = met
Slide 11 - Slide
Na het voorzetsel mit verandert het persoonlijk voornaamwoord
In het Nederlands is dit net zo.
Ich bin Karin Ik ben Karin
Met mij kun je leuk winkelen. Mit mir kann man gut shoppen.
Slide 12 - Slide
persoonlijk voornaamwoord + mit
ich ik mir mij
du jij dir jou
er hij ihm. hem
sie zij + mit ihr haar
===================================================
wir wij uns ons
ihr jullie euch jullie
sie zij ihnen hen
Sie u Ihnen u
Slide 13 - Slide
Vul het persoonlijk voornaamwoord in de juiste vorm in
1. Ich fahre mit _______ (hem) nach Berlin.
2. Sie spricht mit _________ (jou) über das neue Buch.
3. Sie gehen heute Abend mit __________ (ons) ins Kino.
4. Er arbeitet mit _________ (hem) am Wochenende.
5. Ihr spielt oft mit _________ (jullie) im Park.
6. Die Frau kommt morgen mit __________ (haar) zur Party.
7. Kannst du bitte mit ________ (mij) sprechen?
8. Ich gehe morgen mit ________ (jou) zum Arzt.
Slide 14 - Slide
persoonlijk voornaamwoord + mit/ für
+ mit + für
ich ik mir mich mijdu jij dir dich jou
er hij ihm ihn hem
sie zij ihr sie haar
=====================================================================
wir wij uns uns ons
ihr jullie euch euch jullie
sie zij ihnen sie hen
Sie u Ihnen Sie u
Slide 15 - Slide
Vul het juiste voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord in
1. Gehst du (met mij) ................ zum Arzt?
2. (hij)........... fährt (met haar) ............... ins Krankenhaus.
3. (wij)........... haben es (voor haar) ............... getan.
4. Trainierst du heute Abend (met ons) .................?
5. Kann (ik)........... etwas (voor u) ................ tun?
6. (ik)............. gehe (met u)............... ins Schwimmbad.
Slide 16 - Slide
Hausaufgaben
Leren blz. 116 helemaal + blz. 99/100 Grammatik
Slide 17 - Slide
Na de voorzetsels für en mit verandert het persoonlijk voornaamwoord
In het Nederlands is dit net zo.
Ich mag Blumen Ik hou van bloemen
Sind diese Blumen für mich? Zijn deze bloemen voor mij?
Slide 18 - Slide
persoonlijk voornaamwoord + mit/ für
+ mit + für
ich ik mir mich mijdu jij dir dich jou
er hij ihm ihn hem
sie zij ihr sie haar
===================================================
wir wij uns uns ons
ihr jullie euch euch jullie
sie zij ihnen sie hen
Sie u Ihnen Sie u
