In het Nederlands vertaald met zullen, bijv ik zal rennen, zij zullen werken, zij zal eten.
je leert telkens een basis + een uitgang
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
futur simple
De toekomende tijd
In het Nederlands vertaald met zullen, bijv ik zal rennen, zij zullen werken, zij zal eten.
je leert telkens een basis + een uitgang
Slide 1 - Slide
Regelmatige werkwoorden
Basis:
Het hele werkwoord bij alle regelmatige werkwoorden:
demander
partir
choisir
vendr (bij werkwoorden op -re valt de laatste e weg)
Slide 2 - Slide
Regelmatige werkwoorden
Achter die basis plak je dan een uitgang:
je -ai
tu -as
il/elle/on -a
nous - ons
vous -ez
ils/elles -ont
Slide 3 - Slide
Wat valt je op aan de uitgangen van de futur simple? Ze lijken op de vervoegingen van....
Slide 4 - Open question
Ik zal studeren
A
j'étudie
B
tu étudie
C
j'étudierai
D
j'étudais
Slide 5 - Quiz
Wij zullen leren
A
nous apprendons
B
nous apprendrons
C
vous apprendez
D
vous apprendrez
Slide 6 - Quiz
Zij zal kiezen
A
il choisit
B
il choisira
C
elle choisiras
D
elle choisira
Slide 7 - Quiz
Onregelmatige werkwoorden
De basis moet je bij de onregelmatige werkwoorden uit je hoofd gaan leren, soms zie je nog wel van welk werkwoord ze af komen maar soms is het heel raar.
De uitgangen blijven gelijk, die gebruik je dus bij alle werkwoorden.
Slide 8 - Slide
zijn
hebben
maken, doen
gaan
willen
kunnen
moeten
zien
weten
komen
nemen
zetten
het moet
het regent
être ser-
avoir aur -
faire fer-
aller ir-
vouloir voudr-
pouvoir pourr-
devoir devr-
voir verr-
savoir saur-
venir viendr-
prendre prendr-
mettre mettr-
il faut il faudra
il pleut il pleuvra
Slide 9 - Slide
Basis futur simple onregelmatige workwoorden
viendr-
devr-
fer-
voudr-
pourr-
saur-
ir-
ser-
aur-
verr-
avoir -hebben
être - zijn
savoir - weten
devoir-moeten
vouloir -willen
faire - maken/doen
aller - gaan
pouvoir - kunnen
venir - komen
voir - zien
Slide 10 - Drag question
Jij zal zijn
Slide 11 - Open question
u zal maken, doen
Slide 12 - Open question
zij zullen gaan
Slide 13 - Open question
meer uitleg?
Ging het allemaal wat snel of heb je meer uitleg nodig, bekijk dan onderstaande filmpjes en afbeeldingen.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
voca Unité 2
apprendre 1 FN/NF
apprendre 2+4 FN
Slide 18 - Slide
la clé
la persévérance
l'avenir
la récré
l'expérience
le séjour
de ervaring
de pauze
het doorzettingsvermogen
het verblijf
de sleutel
de toekomst
Slide 19 - Drag question
Traduis: Je me débrouille de mieux en mieux à l'etranger
Slide 20 - Open question
Traduis: Au fond du couloir se trouve l'ascenseur
Slide 21 - Open question
het beroep
A
la formation
B
la profession
C
la filière
D
l'entreprise
Slide 22 - Quiz
het profiel
A
le choix
B
l'option
C
la filière
D
la langue
Slide 23 - Quiz
het begrip
A
le bac
B
la formation
C
la compréhension
D
le commerce
Slide 24 - Quiz
Traduis: Ik kies een Franstalige opleiding
Slide 25 - Open question
Traduis: Ik spreek vloeiend Frans voor (=pour) de uitwisseling
Slide 26 - Open question
Traduis: De communicatie is belangrijk voor de handel