3 u – enkelvoud – tweede persoon, onderwerpsvorm
ons – meervoud – eerste persoon, voorwerpsvorm
hem – enkelvoud – derde persoon, voorwerpsvorm
4 Het – enkelvoud – derde persoon, onderwerpsvorm
mij – enkelvoud – eerste persoon, voorwerpsvorm
hen – meervoud – derde persoon, voorwerpsvorm