A2 23-03-2020

A2 Les: 23-03-2020
Wat gaan we doen:
  • Herhaling hoofdzinnen met inversie.
  • Start 4.3
  • Nieuwe woorden leren
  • werkblad maken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Voortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

A2 Les: 23-03-2020
Wat gaan we doen:
  • Herhaling hoofdzinnen met inversie.
  • Start 4.3
  • Nieuwe woorden leren
  • werkblad maken

Slide 1 - Slide

In een hoofdzin met inversie start je met?
A
Tijdwoord, wanneer
B
wie of wat
C
werkwoord
D
Plaatswoord, waar

Slide 2 - Quiz

Hoofdzin
Hoofdzin:
Ik loop vanmiddag naar de supermarkt.

Groen: Wie/wat
Rood: werkwoord
Blauw: de rest

Slide 3 - Slide

Hoofdzin met inversie
In een hoofdzin met inversie start je met een tijd of plaats.
Op plaats 2 zetten we een werkwoord neer.
Op plaats 3  zetten we het onderwerp(wie/wat) neer.
Op plaats 4 zetten we de plaats neer.

  • Vanmiddag loop ik naar de supermarkt.




Slide 4 - Slide

Wat zijn tijdwoorden?
A
Daarna, als, omdat, want, en, of, dus.
B
Op, naast, boven, beneden, over, in
C
Ik, hij, u, jij, wij, zij, jullie
D
vanmiddag, morgen, nu, om half 7.

Slide 5 - Quiz

Wat zijn plaatswoorden?
A
vanmiddag, morgen, nu, om half 7.
B
Op, naast, boven, beneden, over, in
C
Daarna, als, omdat, want, en, of, dus.
D
Ik, hij, u, jij, wij, zij, jullie

Slide 6 - Quiz

Maak 5 hoofdzinnen met inversie en stuur een foto in Whatsapp.

Slide 7 - Open question

Hoofdzin met ander woord.
Je kan ook een hoofdzin beginnen met een ander woord.
Daarom: een reden(waarom?)
Daarom houd ik een ander halve meter afstand.
Waarschijnlijk: Je weet nog iets niet zeker.
Waarschijnlijk ga ik in de zomer niet op vakantie.
Helaas: je vind het jammer/niet leuk.
Helaas hebben we geen klassikale les.

Slide 8 - Slide

Hoofdzin met inversie.
Maak 6 zinnen met: waarschijnlijk, helaas en daarom.
2 zinnen per woord.

Stuur door op whatsapp.

Slide 9 - Slide

4.3 Blauwe woorden.
opdracht 22 blz 151:
  1. luister naar de tekst.
  2. Bekijk de woorden op je woordenlijst. (Zie volgende slide)
  3. Maak met ieder woorden een zin.
  4. stuur door op Whatsapp.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Werken
Werk zelfstandig aan de volgende opdrachten: 23 t/m 33.

Werkblad opdracht 34 staat in de volgende slide.

*spreekopdrachten doe je samen. Stuur een klasgenoot een whatsapp spraak bericht of bel en oefen met spreken.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Spreken:
In de volgende slide zie je een Youtube filmpje. Oefen met spreken.

Let op: herhaal zoveel mogelijk woorden van de vraag in je antwoord.
Voorbeeld: Vraag: Wat is je favoriete vakantieland?
Antwoord: Mijn favoriete vakantieland is Italië.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide