This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Samengestelde zinnen maken
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik kan goede samengestelde zinnen herkennen
Ik kan correcte samengestelde zinnen maken.
Slide 2 - Slide
Wat zijn samengestelde zinnen?
Slide 3 - Open question
Samengestelde zinnen maken
Een tekst bestaat uit zinnen. Je kunt allemaal enkelvoudige zinnen schrijven, met één persoonsvorm, maar dat leest saai.
Je kunt ook samengestelde zinnen maken. Je plakt de enkelvoudige zinnen dan aan elkaar vast, vaak met een voegwoord.
Veelgebruikte voegwoorden zijn: en, of, maar, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als en toen.
Samengestelde zinnen: weet je het nog?
Slide 4 - Slide
Samengestelde zinnen (testje)
Slide 5 - Slide
Omdat de zon schijnt, hij gaat zwemmen.
Hij gaat zwemmen, omdat schijnt de zon.
Hij gaat zwemmen, want de zon schijnt.
Zie jij de fout? Welke zin is goed?
Slide 6 - Slide
Hoe vind je de persoonsvormen in samengestelde zinnen?
Slide 7 - Open question
Samengestelde zin
Enkelvoudige zin
Vandaag leer ik over samengestelde zinnen.
Ik ga naar school, omdat ik slim wil worden.
Ik kan een moeilijke en lange samengestelde zin herkennen.
Deze stof vind ik makkelijk en ik hoef niet veel te leren.
Slide 8 - Drag question
Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van deze samengestelde zin.
Wanneer je vlees goed verhit, dood je de bacteriën.
Slide 9 - Open question
Benoem de persoonsvormen en het voegwoord van deze samengestelde zin: Lisa stopte 10 euro in haar portemonnee en ze besloot niet meer geld uit te geven.
Slide 10 - Open question
Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van deze samengestelde zin.
Als het erg droog weer is, staat het water in de sloot laag.
Slide 11 - Open question
Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van deze samengestelde zin. Noteer ook het voegwoord. Toen het cruiseschip in de haven van Rotterdam aangelegd was, zijn we gaan kijken.
Slide 12 - Open question
Noteer de persoonsvormen en de onderwerpen van deze samengestelde zin. Noteer ook het voegwoord.
Sem gaat graag kleding kopen met zijn zus, omdat zij alles voor hem betaalt.