Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Lezen - 10 min.​
  2. Leerdoelen - 5 min​
  3. Instructie vd - 10 min.​
  4. Zelfstandig werken - 15 min.
  5. Reflectie - 5 min.​

Slide 2 - Slide

Samengestelde zinnen
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen. 


Slide 3 - Slide

Voorbeelden
Losse zinnen
Marloes neemt drinken mee. Levi zorgt 
voor broodjes. 

Ik maak mijn huiswerk. Ik luister naar
Spotify.

Mijn fietsband is lek. Ik loop naar huis.
Samengestelde zinnen
Marloes neemt drinken mee en Levi zorgt voor de broodjes.

Ik maak mijn huiswerk, terwijl ik naar Spotify luister.

Omdat mijn fietsband lek is, loop ik naar huis.
_____
____
____
_____
__
___

Slide 4 - Slide

Voegwoorden
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. 
Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: 
  • en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus. 

Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan. 

Slide 5 - Slide

Noteer de twee persoonsvormen: In de stortregen zoeken de scholieren een bushokje, zodat ze kunnen schuilen.

Slide 6 - Open question

Noteer het voegwoord: In de stortregen zoeken de scholieren een bushokje, zodat ze kunnen schuilen.

Slide 7 - Open question

Noteer de twee persoonsvormen: Als je gaat klimmen in de bergen, word je altijd aan iemand anders gekoppeld.

Slide 8 - Open question

Noteer het voegwoord: Als je gaat klimmen in de bergen, word je altijd aan iemand anders gekoppeld.

Slide 9 - Open question

Noteer de twee persoonsvormen: Onze hele familie gaat elk jaar naar de kermis.

Slide 10 - Open question

Noteer het voegwoord: Onze hele familie gaat elk jaar naar de kermis.

Slide 11 - Open question

Samengestelde zinnen maken
Een tekst bestaat uit zinnen. Je kunt allemaal korte zinnen schrijven, maar je kunt ook samengestelde zinnen gebruiken. je plakt ze dan aan elkaar vast met een voegwoord. 

Veelgebruikte voegwoorden:
  • en, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.

Slide 12 - Slide

Zo maak je samengestelde zinnen
  1. Gebruik een voegwoord om van twee zinnen één zin te maken.
  2. Controleer of de woordvolgorde in de zin goed is. 

De zon schijnt. Hij gaat zwemmen.

Fout
Omdat de zon schijnt, hij gaat zwemmen.
Hij gaat zwemmen, omdat schijnt de zon.
Hij gaat zwemmen, want schijnt de zon.
Goed
Omdat de zon schijnt, gaat hij zwemmen.
Hij gaat zwemmen, omdat de zon schijnt.
Hij gaat zwemmen, want de zon schijnt.

Slide 13 - Slide

Maak een samengestelde zin van de twee losse zinnen: We hebben vandaag gezeild. We hebben op het meer gekanood.

Slide 14 - Open question

Maak een samengestelde zin van de twee losse zinnen: Ik moet met de bus naar huis. Ik ben mijn fietssleutel verloren.

Slide 15 - Open question

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten in de digitale methode.

Slide 16 - Slide