scheidbare werkwoorden 2b2 panta 15 maart

2b2
15-03-2023
regels van de taal:
scheidbare werkwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2b2
15-03-2023
regels van de taal:
scheidbare werkwoorden

Slide 1 - Slide

Waar gaat dit over?
  • scheiden = splitsen / knippen
  • Scheidbare werkwoorden
  • Letten jullie op? Ik leg het één keer uit

Slide 2 - Slide

Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden bestaan uit twee delen:
een voorzetseldeel
een werkwoorddeel

Bijvoorbeeld: opbellen, afgeven, uitlaten, voordoen

Hoe gebruik je zulke werkwoorden in een zin?


Slide 3 - Slide

Welke is goed?
A
Ik ruim de tafel af.
B
Ik af de tafel ruim.
C
Ik afruim de tafel.
D
Ik ruim af de tafel.

Slide 4 - Quiz

Scheidbare
werkwoorden

Slide 5 - Mind map

Maak een zin met ''opbellen''

Slide 6 - Open question

Scheidbare werkwoorden
Hoofdzin met één werkwoord.


Ik bel mijn moeder op.
Ik was de borden af.
Hoofdzin met een hulpwerkwoord.
Ik wil straks mijn moeder opbellen.
Ik moet vanavond afwassen.

Slide 7 - Slide

Welke is goed?
A
Morgen maak ik mijn huiswerk af.
B
Ik afmaak morgen mijn huiswerk.
C
Morgen afmaak ik mijn huiswerk.
D
Morgen af ik mijn huiswerk maak.

Slide 8 - Quiz

Scheidbare werkwoorden
Hoofdzin met één werkwoord.
Ik bel mijn moeder op.
Hoofdzin met een hulpwerkwoord.
Ik wil straks mijn moeder opbellen.

In voltooide tijd
Ik heb mijn moeder opgebeld.               = eerst het voorzetsel!

Slide 9 - Slide

Scheidbare werkwoorden en voltooide tijd
Wat heb je vandaag thuis gedaan? (opruimen)
Waarom heb je zo'n goed cijfer? (opletten)
Wat heeft de zuster met de oude dame gedaan? (aankleden)
Waar is jouw OV-chipkaart? (kwijtraken)
Wat heb je dit weekend gedaan? (uitrusten)
Wat hebben jullie vrijdag gedaan? (uitgaan)
Waarom zijn je ogen rood? (huilen)

Slide 10 - Slide