What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Quizje hfst. 1
Wat is waar? Als de prijs van een goed toeneemt …
A
neemt de vraag toe
B
neemt de betalingsbereidheid af
C
neemt het consumentensurplus af
D
zal de vraaglijn naar links verschuiven
1 / 13
next
Slide 1:
Quiz
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is waar? Als de prijs van een goed toeneemt …
A
neemt de vraag toe
B
neemt de betalingsbereidheid af
C
neemt het consumentensurplus af
D
zal de vraaglijn naar links verschuiven
Slide 1 - Quiz
Goed A daalt in prijs, waardoor vraag goed B daalt. Goed A en B zijn …. goederen.
A
complementaire
B
substitutie
Slide 2 - Quiz
Stel dat een vraaglijn naar links verschuift. Wat kan hiervan een oorzaak geweest zijn?
A
stijging inkomen
B
stijging prijs
C
duurder worden substitutiegoed
D
duurder worden complementair goed
Slide 3 - Quiz
Een waarde van de elasticiteit van de vraag van -0,5. Dit wil zeggen dat er sprake is van een …. vraag.
A
volkomen elastische
B
volkomen inelastische
C
elastische
D
inelastische
Slide 4 - Quiz
De prijs van een goed stijgt met 5%. De gevraagde hoeveelheid daalt met 2%.
Hoe groot is de elasticiteit?
A
0,4
B
2,5
C
- 0,4
D
- 2,5
Slide 5 - Quiz
De prijselasticiteit is -2 en de prijs stijgt met 10%. Met hoeveel procent zal de gevraagde hoeveelheid veranderen?
A
dalen met 5%
B
stijgen met 5%
C
dalen met 20%
D
stijgen met 20%
Slide 6 - Quiz
De gevraagde hoeveelheid stijgt met 10%. De prijselasticiteit is -0,5. Met hoeveel is de prijs veranderd?
A
gedaald met 5%
B
gedaald met 20%
C
gestegen met 5%
D
gestegen met 20%
Slide 7 - Quiz
Er is sprake van een elastische vraag. De prijs gaat omlaag. Wat gebeurt er met de omzet?
A
Omzet gaat dalen
B
Omzet gaat stijgen
Slide 8 - Quiz
De omzet gaat met 5% stijgen door een daling van de prijs met 5%. Wat kun je zeggen over elasticiteit?
A
Het is elastisch
B
Het is inelastisch
C
Het is een Giffen-goed
D
Niets
Slide 9 - Quiz
Als de prijselasticiteit van de vraag positief is, dan is er sprake van ...
A
een Giffen-goed
B
een volkomens inelastische vraag
C
een substitutiegoed
D
een complementair goed
Slide 10 - Quiz
De kruislingse prijselasticiteit van goed A t.o.v. goed B is -2. Goed A stijgt 4% in prijs. Wat kun je zeggen?
A
De vraag naar goed A daalt met 8%
B
Goed B is een complementair goed van A
C
Prijs goed B daalt met 8%
D
Vraag goed B daalt met 2%
Slide 11 - Quiz
Als de inkomenselasticiteit negatief is, is er sprake van ….
A
elastische goederen
B
inelastische goederen
C
inferieure goederen
D
noodzakelijke goederen
Slide 12 - Quiz
Wat is een drempelinkomen? Het inkomen ....
A
tot waar men inferieure goederen koopt
B
dat men minstens nodig heeft om noodzakelijke goederen te kunnen kopen
C
vanaf waar men luxe goederen gaat kopen
Slide 13 - Quiz
More lessons like this
Quizje hfst. 1
June 2021
- Lesson with
11 slides
Elasticiteiten
May 2018
- Lesson with
38 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
4 vwo economie 30 maart 2.13 t/m 2.17
March 2020
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Elasticiteiten (herhalingsles 5H)
April 2020
- Lesson with
50 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Elasticiteiten
May 2018
- Lesson with
44 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Vragers en Aanbieders H5: prijselasticiteit en omzet (2)
January 2023
- Lesson with
14 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4,5
Herhaling hoofdstuk 4 en 5 Vragers & Aanbieders
January 2024
- Lesson with
25 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
3.2 les 2 - Prijselasticiteit
January 2022
- Lesson with
30 slides
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 3