Signaalwoorden oefenen

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. 
Ze vertellen op welke manier twee stukken bij elkaar horen.

Ik luister muziek.  Waarom? Ik word er vrolijk van.
Je gebruikt het signaalwoord voor een reden.
Ik luister muziek  omdat ik daar vrolijk van word

Slide 2 - Slide

Ik houd van dropjes.
Waarom? (reden)
Ik houd van zoet.
Welk signaalwoord kun je gebruiken om de delen aan elkaar te plakken?
A
daarentegen
B
terwijl
C
omdat
D
vervolgens

Slide 3 - Quiz

Ik kwam te laat op school.
Waardoor kwam dat? (reden)
De brug stond open.
Welk signaalwoord kun je gebruiken om de delen aan elkaar te plakken?
A
terwijl
B
bijvoorbeeld
C
toch
D
doordat

Slide 4 - Quiz

Ik heb veel hobby's.
Noem eens een voorbeeld?
Ik houd van lezen.
A
zoals
B
daarom
C
echter
D
vanwege

Slide 5 - Quiz

De oude vrouw ging rare dingen doen.
Noem eens een voorbeeld?
Zij schreef vieze woorden op het raam.
A
daarom
B
ten eerste
C
immers
D
ter illustratie

Slide 6 - Quiz

Ik heb nog veel dingen te doen vandaag.
Noem eens een paar dingen?
Ik moet nog lessen voorbereiden, de hond uitlaten en sporten.
A
allereerst
B
toch
C
integendeel
D
vanwege

Slide 7 - Quiz

De jongen had zich niet aan de regels gehouden.
Wat had hij dan gedaan?
Hij kwam te laat, wilde zijn telefoon niet opruimen en had geen huiswerk gemaakt.
A
want
B
maar
C
toch
D
bovendien

Slide 8 - Quiz

Ik vind rood een mooie kleur.
Ik draag vandaag blauw.
A
toch
B
zoals
C
vanwege
D
ook

Slide 9 - Quiz

Ik ga graag om met lange mensen.
Er woont in mijn logeerkamer een kabouter.
A
integendeel
B
ter illustratie
C
toch
D
zo

Slide 10 - Quiz

Maak zelf een zin met een signaalwoord voor reden.

Slide 11 - Open question

Maak zelf een zin met een signaalwoord voor voorbeeld.

Slide 12 - Open question

maak zelf een zin met een signaalwoord voor voorbeeld

Slide 13 - Open question

maak zelf een zin met een signaalwoord voor tegenstelling

Slide 14 - Open question