H4 Spelling - afkortingen en symbolen

Goedemorgen!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Goedemorgen!

Slide 1 - Slide

Vandaag:

een LessonUp over afkortingen en symbolen

Slide 2 - Slide

Lees onderstaande zin hardop voor:

Klas 3havo, willen jullie hfst. 4 voor je nemen op blz. 136
van jullie boek Nieuw Nederlands?

Hoe heb je hfst. en blz. uitgesproken?

Slide 3 - Slide

Lesdoel:
Eind van de les ken je vijf manieren om een woord korter te schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en met een symbool.

Slide 4 - Slide

Waar staat de afkortingen 'dr.' en 'ir.' voor?

Slide 5 - Open question

Afkortingen
Een afkorting is de weergave van een woord(groep) door een beperkt aantal (begin)letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.

m.a.w. (spreek uit: met andere woorden)
z.s.m. (spreek uit: zo snel mogelijk)

Slide 6 - Slide

Schrijfwijze van afkortingen
Een afkorting schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.

blz. (bladzijde)
i.v.m. (in verband met)
Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid)

Slide 7 - Slide

Waar staat het symbool '$' voor?

Slide 8 - Open question

Symbolen
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta (betaalmiddel). De schrijfwijze is vaak internationaal. Ook als je een symbool leest, spreek je het hele woord uit waar het voor staat.

Mg (magnesium)
km/h (kilometer per uur)

Slide 9 - Slide

Schrijfwijze van symbolen
Een symbool schrijf je zonder punt. Je gebruikt de hoofdletters of kleine letters die internationaal zijn afgesproken. 

MHz (megahertz)
NOK (Noorse Kroon)
CO2 (koolstofdioxide)

Slide 10 - Slide

Waar staat het initiaalwoord 'pc' voor?

Slide 11 - Open question

Initiaalwoorden
Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Als je ze voorleest, spreek je de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het voor staat.
Initiaalwoord: spreek je uit als een stel losse letters
pc (spreek uit: peesee) : personal computer
NS (spreek uit: ènès) : Nederlandse Spoorwegen 
apk (spreek uit: aapeekaa) : algemene periodieke keuring

Slide 12 - Slide

Schrijfwijze initiaalwoorden
Een initiaalwoord schrijf je zonder punt. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. Maar als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert, dan respecteer je die schrijfwijze.

btw (belasting over de toegevoegde waarde)
wc (watercloset)

Slide 13 - Slide

Waar staat de verkorting 'Benelux' voor?

Slide 14 - Open question

Verkorting
Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen.

horeca (hotels, restaurants, cafés)
airco (airconditioning)

Slide 15 - Slide

Schrijfwijze verkortingen
Verkortingen schrijf je alsof het gewone woorden zijn. Als het om een eigennaam gaat, schrijf je een hoofdletter. 

prof (professor)
info (informatie)


Slide 16 - Slide

Waar staat het letterwoord
'NAVO' voor?

Slide 17 - Open question

Letterwoorden 
Letterwoorden zijn afkortingen die worden uitgesproken als woorden, in plaats van afzonderlijke letters. Ze bestaan uit de eerste letters van een naam of woordgroep. 

havo (spreek uit: haavoo, niet h-a-v-o : hoger algemeen voortgezet onderwijs
vip (spreek uit: vip, niet v-i-p): very important person

Slide 18 - Slide

Schrijfwijze letterwoorden 
Een letterwoord schrijf je zonder punt. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. Maar als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert, dan respecteer je die schrijfwijze.

pin (persoonlijk identificatienummer)
BuZa ((Ministerie van)Buitenlandse Zaken)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Geef de betekenis van het symbool 'Mg'

Slide 21 - Open question

Wat is de betekenis van de afkorting 'drs.' ?

Slide 22 - Open question

Wat betekent de afkorting 'i.p.v.' ?

Slide 23 - Open question

Wat is het symbool voor 'milliliter' ?

Slide 24 - Open question

Wat was het lesdoel ook alweer?
Eind van de les ken je vijf manieren om een woord korter te schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en met een symbool.

Slide 25 - Slide

Doel behaald of wat vind je nog lastig?

Slide 26 - Open question

Huiswerk
Maandag af en controle op:
H4 Spelling, opdracht 1, 2, 3, 5

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video