This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
H4 Spelling: afkortingen en symbolen
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Eind van de les ken je vijf manieren om een woord korter te schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en een symbool.
Slide 2 - Slide
Waar staat de afkorting 'ir.' voor?
Slide 3 - Open question
Waar staat het symbool '$' voor?
Slide 4 - Open question
Waar staat het initiaalwoord 'pc' voor?
Slide 5 - Open question
Waar staat de verkorting 'Benelux' voor?
Slide 6 - Open question
Afkorting
Een afkorting is de weergave van een woord(groep) door een beperkt aantal (begin)letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
m.a.w. (spreek uit: met andere woorden) z.s.m. (spreek uit: zo snel mogelijk)
Slide 7 - Slide
Schrijfwijze van afkortingen
Een afkorting schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt.
blz. (bladzijde) i.v.m. (in verband met)
Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid)
Slide 8 - Slide
Symbool
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta (betaalmiddel). De schrijfwijze is vaak internationaal. Ook als je een symbool leest, spreek je het hele woord uit waar het voor staat.
Mg (magnesium)
km/h (kilometer per uur)
Slide 9 - Slide
Schrijfwijze van symbolen
Een symbool schrijf je zonder punt. Je gebruikt de hoofdletters of kleine letters die internationaal zijn afgesproken.
MHz (megahertz) NOK (Noorse Kroon)
CO2 (koolstofdioxide)
Slide 10 - Slide
Letterwoord
Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Als je ze voorleest, spreek je de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het voor staat. Letterwoord: als je het geheel als een woord leest havo (spreek uit: haavoo) : hoger algemeen voortgezet onderwijs vip (spreek uit: vip) : very important person
Slide 11 - Slide
Schrijfwijze letterwoorden
Een letterwoord schrijf je zonder punt. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. Maar als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert, dan respecteer je die schrijfwijze. pin (persoonlijk identificatienummer) BuZa ((Ministerie van)Buitenlandse Zaken)
Slide 12 - Slide
Initiaalwoord
Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Als je ze voorleest, spreek je de korte vorm uit, niet de gehele naam of woordgroep waar het voor staat.
Initiaalwoord: spreek je uit als een stel losse letters pc (spreek uit: peesee) : personal computer
Een initiaalwoord schrijf je zonder punt. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt. Maar als een organisatie zelf een schrijfwijze hanteert, dan respecteer je die schrijfwijze.
btw (belasting over de toegevoegde waarde) wc (watercloset)
Slide 14 - Slide
Verkorting
Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. horeca (hotels, restaurants, cafés)
airco (airconditioning)
Slide 15 - Slide
Schrijfwijze verkortingen
Verkortingen schrijf je alsof het gewone woorden zijn. Als het om een eigennaam gaat, schrijf je een hoofdletter.