V2 Kap 2 Grammatik D + E + F

Kapitel 2
Grammatik D + E 
Gebruik voor deze les blz. 78-79 in je boek!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 2
Grammatik D + E 
Gebruik voor deze les blz. 78-79 in je boek!

Slide 1 - Slide

Was lerne ich diese Stunde?

  1.  Ik weet wat mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden zijn 
  2. Ik kan een zelfstandig naamwoord vervangen door er, sie of es.

Slide 2 - Slide

Lidwoorden
de man
de vrouw
het kind
de kinderen
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder (meervoud)
Je leerde dat in het Duits alle zelfstandig naamwoorden met een hoofdletter worden geschreven. (Mann, Frau, Kind)

Slide 3 - Slide

Für den nächsten Auftrag brauchst du S. 78/79 und die Lernliste Kap. 2 !

Slide 4 - Slide

stopwatch
00:00
Noem 5 woorden in het Duits met het
lidwoord 'die'? (vrouwelijk dus...)

Slide 5 - Mind map

Maak de juiste combinaties
Wat is het geslacht van de volgende woorden? (der, die, das)
Gebruik blz. 78 in je boek!

Slide 6 - Slide

Hengst
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Haus
Freund
Schule
Möglichkeit
Kater
Mannschaft
Mädchen
Tante
Pferd

Slide 7 - Drag question

Wat is het geslacht van Opa?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 8 - Open question

Wat is het geslacht van " Kind" ?
Vul in der, die of das
timer
0:10

Slide 9 - Open question

Wat is het geslacht van "Freundschaft"
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 10 - Open question

Wat is het geslacht van " Kuh"?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 11 - Open question

der :
- mannelijk personen:
der Mann, der Onkel, der Opa;
- mannelijke dieren;
- mannelijke beroepen;
- de dagen;
- de maanden;
- de dagdelen;
- de jaargetijden.



Woorden die eindigen op een -e
Die Suppe, die Straße
die:
- vrouwelijke personen:
die Frau, die Oma, die Schwester;
- vrouwelijke dieren;
- vrouwelijke beroepen:
die Lehrerin, eindigt op -in;
- woorden op -heit;
-woorden op -keit;
- woorden op - ung;
- woorden op -e .



Slide 12 - Slide

das:
'het'' kan je vervangen door das:
het meisje, het huis;
- verkleinwoorden op -chen en -lein:
das Mädchen, das Buchlein.
die = meervoud :
die Kinder, die Menschen

Slide 13 - Slide

Je gaat nu kijken en luisteren naar een korte uitlegvideo over Grammatik E (blz. 79)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Welk persoonlijk voornaamwoord komt er op de plek van het lidwoord met zelfstandig naamwoord? Sleep het juiste antwoord naar de juiste plek.
Der Mann ist Nett.
Die Frau ist nett.
Das Kind ist nett.
Die Freunden sind nett.
sie
er
es
sie

Slide 16 - Drag question

Der Hund heißt Job. ... heißt Job.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 17 - Quiz

Die Kinder spielen auf dem Spielplatz. ... spielen auf dem Spielplatz.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 18 - Quiz

Die Jacke ist schön. ... ist schön.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 19 - Quiz

Die Schuhe passen mir nicht. ... passen mir nicht.
A
Er
B
Sie
C
Es

Slide 20 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 21 - Slide

Wo ist (mijn) ... Mutter?

Slide 22 - Open question

Wo ist (jullie) ... Haus (o)?
A
ihr
B
eure
C
ihre
D
euer

Slide 23 - Quiz

Heb je de stof begrepen?
A
helemaal
B
een beetje
C
niet

Slide 24 - Quiz

Wat vind je nog lastig?

Slide 25 - Open question