DID LE5 Les 2 Bewegingsvormen

Sl als lesgever;
6. Bewegingsvormen
6.3 Methodiek
Algemene methodiek
Vakspecifieke methodiek
Deelmethode - totaalmethode
Leergang
Methodisch-didactische hulpmiddelen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DidactiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Sl als lesgever;
6. Bewegingsvormen
6.3 Methodiek
Algemene methodiek
Vakspecifieke methodiek
Deelmethode - totaalmethode
Leergang
Methodisch-didactische hulpmiddelen

Slide 1 - Slide

Herhaling les 1

Slide 2 - Slide

Herhaling les 1

Slide 3 - Slide

Herhaling les 1

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Een praktijkvoorbeeld.
Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 6 - Quiz

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Het drietal staat ook in een rechte lijn tegenover elkaar: twee aan de ene kant (spelen om de beurt) en één aan de andere kant. Wordt er in deze situatie gedifferentieerd?
A
Ja, de organisatie is niet voor iedereen hetzelfde
B
Nee, ze doen allemaal dezelfde opdracht
C
Ja, want niet iedereen staat precies op 3 meter afstand
D
Weet niet

Slide 7 - Quiz

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.
Het drietal is aangepast, het zijn de betere spelers van de groep: ze staan nu in een driehoek opgesteld.

Wordt er gedifferentieerd? Zo ja, hoe dan?
A
Ja, inhoudelijke differentiatie
B
Ja, organisatorische differentiatie
C
Ja, beide vormen van differentiatie
D
Nee, er wordt niet gedifferentieerd

Slide 8 - Quiz

Welke vorm van differentiatie
wordt hier toegepast?
A
Inhoudelijke differentiatie
B
Organisatorische differentiatie
C
Beide vormen van differentiatie
D
Er wordt niet gedifferentieerd

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Bij aanvang van kern 1 (leren) mogen de deelnemers zelf tweetallen maken. Vanwege een oneven aantal deelnemers maakt de docent één drietal.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.
Het drietal is aangepast, het zijn de betere spelers van de groep: ze staan nu in een driehoek opgesteld.

Welke bewegingsvorm is voor het drietal gekozen?
A
Basisvorm
B
Herhalingsvorm
C
Uitbreidingsvorm

Slide 12 - Quiz

- Jij wilt graag dat ze door jouw lessen iets gaan leren... (wat ze daarvoor nog niet konden)
- Welke weg moet je bewandelen om dit te bereiken...
- In welke volgorde moet je bewegingsvormen aanbieden...

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Opdracht: met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer over een afstand van 3 meter.

Tot welke aspecten van methodiek behoort bovenstaande opdracht?
A
Alleen vakspecifieke methodiek
B
Alleen algemene methodiek
C
Beide aspecten van methodiek
D
Geen van beide

Slide 16 - Quiz

leervoorstel = opdracht

Slide 17 - Slide

2
1

Slide 18 - Slide

3

Slide 19 - Slide

4

Slide 20 - Slide

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 2x spelen (één keer voor jezelf, dan naar de ander) met een ruime boog naar de ander. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Wordt er voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 21 - Quiz

De docent introduceert een nieuwe opdracht.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen vanuit een onderhandse aangooi met de onderhandse techniek bij volleybal met een ruime boog naar de ander terugspelen. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Wordt er voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?
A
Ja
B
Nee
C

Slide 22 - Quiz

De docent introduceert een nieuwe opdracht. De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen vanuit een onderhandse aangooi met de onderhandse techniek bij volleybal met een ruime boog naar de ander terugspelen. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Na een tijdje wijst de docent twee tweetallen aan die een aangepast opdracht krijgen: probeer een goede teruggespeelde bal niet te vangen maar met de bovenhandse techniek metéén weer terug te spelen.

Wordt er voor alle deelnemers voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk..?
A
Ja
B
Nee, alleen voor die twee tweetallen
C
Nee, voor geen van de tweetallen

Slide 23 - Quiz

De docent introduceert een nieuwe opdracht. De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen vanuit een onderhandse aangooi met de onderhandse techniek bij volleybal met een ruime boog naar de ander terugspelen. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Na een tijdje wijst de docent twee tweetallen aan die een aangepast opdracht krijgen: probeer een goede teruggespeelde bal niet te vangen maar met de bovenhandse techniek metéén weer terug te spelen.

Welke vorm is beschreven voor de twee tweetallen met de aangepaste opdracht..?
A
Basisvorm
B
Herhalingsvorm
C
Uitbreidingsvorm
D
Geen van genoemde vormen

Slide 24 - Quiz

De docent introduceert een volgende opdracht.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 1x raken / spelen met een ruime boog terug naar de ander. Indien de bal te laag komt mag je met de onderhandse techniek de rally / serie opgang houden. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Stelling 1: er wordt voldaan aan het principe van makkelijk naar moeilijk
Stelling 2: er wordt voldaan aan het principe van enkelvoudig naar samengesteld
A
Alleen stelling 1 is waar
B
Alleen stelling 2 is waar
C
Beide zijn waar
D
Beide zijn niet waar

Slide 25 - Quiz

De docent introduceert een volgende opdracht.

De opdracht is voor iedereen hetzelfde: in tweetallen met de bovenhandse techniek bij volleybal in 1x raken / spelen met een ruime boog terug naar de ander. Indien de bal te laag komt mag je met de onderhandse techniek de rally / serie opgang houden. Over en weer, over een afstand van 3 meter.

Welke vorm is bovenstaand beschreven?
A
Basisvorm
B
Herhalingsvorm
C
Uitbreidingsvorm
D
Geen van genoemde vormen

Slide 26 - Quiz