What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
formuleren en fictie
In deze les gaan we nog wat oefenen voor de
toets
. Je hebt nodig.
je boek
je laptop
je telefoon met lessonup app
pen, schrift voor aantekeningen
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
In deze les gaan we nog wat oefenen voor de
toets
. Je hebt nodig.
je boek
je laptop
je telefoon met lessonup app
pen, schrift voor aantekeningen
Slide 1 - Slide
theorie
formuleren
blz.32
blz.62
blz.122
Slide 2 - Slide
formuleren
Slide 3 - Mind map
Formuleren
A
Met woorden omschrijven
B
Een som bij wiskunde
C
Betekenen
D
Opschrijven
Slide 4 - Quiz
Geef correct antwoord.
Waarom is Jantien met haar hobby begonnen?
Slide 5 - Open question
Beantwoord de vraag op de juiste
manier.
Wat is het belangrijkste doel van de tekst?
Slide 6 - Open question
Formuleer een correct antwoord.
"Waarom is de grondwet ingevoerd?"
Slide 7 - Open question
Geef correct antwoord.
Wat wordt er bedoeld met het woord
SPEKTAKEL?
Slide 8 - Open question
Waar staat de komma?
De jongens speelden renden op het verlaten voetbalveld.
A
na: jongens
B
na: speelden
C
na: renden
Slide 9 - Quiz
theorie
verbindingswoorden
blz.32
blz.92
Slide 10 - Slide
timer
1:00
verbindingswoorden
Slide 11 - Mind map
samenvoegen van zinnen
Je kunt meerdere korte zinnen samenvoegen door een verbindingswoord te gebruiken.
Voorbeeld: De meisjes spelen vaak samen. Ze zijn goede vriendinnen.
De meisjes spelen vaak samen,
want
ze zijn goede vriendinnen.
De meisjes spelen vaak samen,
omdat
ze goede vriendinnen zijn.
Slide 12 - Slide
Tussen welke twee woorden staat een komma?
Omdat ik te laat was, moest ik een briefje halen.
A
verbindingswoorden
B
persoonsvormen
Slide 13 - Quiz
Toen ik gisteren de krant las, ging het alleen maar over corona, omdat dit het belangrijkste nieuws is.
Wat zijn de verbindingswoorden?
A
toen, ging
B
omdat, toen
C
ging, omdat
D
omdat, toen, ging
Slide 14 - Quiz
18 Waarom worden verwijswoorden gebruikt?
A
om de zin te kunnen begrijpen
B
om goed te formuleren
C
om saaie herhalingen te voorkomen
Slide 15 - Quiz
theorie
hoofdletters, leestekens
blz 34
Slide 16 - Slide
Hoofdletters/leestekens
Slide 17 - Mind map
Hoofdletters en leestekens...
maken een tekst duidelijker en beter leesbaar.
maken een tekst beter te begrijpen.
Slide 18 - Slide
Hoofdletter
Je gebruikt een hoofdletter aan het begin van een zin.
M
ijn teamgenoot is een kei in smashen.
Slide 19 - Slide
Hoofdletter
Je gebruikt hoofdletters bij namen.
T
oon
V
erbraak
N
oord-
B
rabant
E
uropese
U
nie
Slide 20 - Slide
Hoofdletter
Let op bij namen met tussenvoegsels!
A
ns
v
an
d
er
M
eer
m
evrouw
D
e
G
raaf
m
evrouw
D
e
W
aal-
v
an
D
ijk
Slide 21 - Slide
Hoofdletter
Je gebruikt hoofdletters bij afgeleiden van aardrijkskundige namen.
G
roningse koek
S
paanse zon
Z
uid-
A
frikaanse thee
Slide 22 - Slide
Komma
Je gebruikt een komma vóór een verbindingswoord.
Max gaat naar een concert
,
want
hij houdt van muziek.
Ik kocht een blauwe trui
,
omdat
ik van blauw hou.
Slide 23 - Slide
Komma
Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen.
Als Elena wint
,
mag ze door naar de finale.
Nadat ik mijn brood at
,
dronk ik een glas melk.
Slide 24 - Slide
Komma
Voor 'en' en 'of' zet je meestal
geen
komma.
Ik hou van pasta, rijst en aardappelen.
Wil je thee of koffie?
Slide 25 - Slide
Een komma zet je ...
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee verbindingswoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming
Slide 26 - Quiz
In de supermarkt kun je brood, kaas, chips appels en een zak snoep kopen.
A
Alle hoofdletters en leestekens staan goed.
B
Niet alle hoofdletters/leestekens staan goed.
Slide 27 - Quiz
We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 28 - Quiz
september
A
hoofdletter
B
kleine letter
Slide 29 - Quiz
Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?
Dat heb je echt geweldig gedaan!
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quiz
Wat klopt er niet in de onderstaande zin?
De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers aan elke hand. Vijf en twintig aan handen en voeten.
A
Tien vingers aan elke hand kan niet.
B
De punt na 'elke hand' moet een komma zijn.
C
Vijf en twintig is verkeerd gespeld.
D
Er hoort een punt na 'vingers' (niet na 'hand').
Slide 31 - Quiz
Zo klopt de zin weer:
De boeren uit het Noorderland hebben tien vingers. Aan elke hand vijf en twintig aan handen en voeten.
Slide 32 - Slide
EINDE.
Kijk zelf nog naar de werkwoordspelling!!
Slide 33 - Slide
More lessons like this
HA - week 40- Les 2 - Spelling hoofdletters en leestekens
September 2020
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Week 40 - HA1 - Spelling H1 - Les 1
September 2019
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Les 3: spelling
June 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
HA - week 43 - les 3 - Spelling h1
October 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H1 spelling
October 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
woordsoorten 2e les nnbk H1
September 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Les 17 Spelling ma 2e uur 11-10-21 klas 1hv1t
October 2021
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Les 17 Spelling ma 2e uur 11-10-21 klas 1hv1t
6 hours ago
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1