kwam. En waarom waren al die mensen hier eigenlijk, waarom waren de oude man en het dorpshoofd naast hen komen staan? Hij keek de man achter hem vragend aan.
‘Het gaat misschien niet zoals je gedacht had, Erkin,’ zei die zacht. ‘Het lijkt erop dat je woudmeisje hier niet alleen maar is om met jou te praten. Ik denk dat ze naar ons toe komt. En ik denk dat van ons hetzelfde wordt verwacht.’
Erkin keek het dorpshoofd aan. ‘Wat?’ Zijn blik ging naar de overkant van de rivier, waar Alja droevig naar hem stond te kijken. ‘Als ze hierheen komt, moet ik toch zeker blijven?’ zei
hij vlug. ‘We kennen elkaar al. En we verstaan elkaar al een klein beetje…’
Het dorpshoofd kneep even in zijn schouder. ‘Juist omdat je de taal al een beetje kent, is niemand geschikter om naar de woudmensen te gaan dan jij, ben ik bang. Ze zullen jou vertrouwen. Niet een van ons, volwassen mannen. Het spijt me, Erkin.’
Nu snapte hij waarom Alja zo verdrietig had geleken. Het was vast ook niet haar idee geweest om ieder aan de andere kant van de rivier te eindigen. Hij zuchtte een keer diep, en besloot dapper te zijn. Als ze dat zou zien, zou ze het misschien ook minder moeilijk vinden.