1KGT Theme 3 Stones 6/7 en vragen met to be Pius

1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhaling
  • to be
  • vragen met to be
  • meervoud
  • lidwoord

Slide 2 - Slide

Grammar
Vragen met "to be"

Slide 3 - Slide

To be

I am great      ->  Am I  great? 

 you/ they/ we are great  ->   Are you/they/we great?

she/ he/ it is great  ->   Is she/he/it great?


Zin vragen maken met "to be": 
De vorm van "to be" verplaatst naar vooraan de zin.

Slide 4 - Slide

He is great.

Hoe maak je deze zin vragend?

Slide 5 - Open question

They are great. (maak deze zin vragend)

Slide 6 - Open question

I am 18 years old.
(make a question)

Slide 7 - Mind map

This is a question. (make a question)

Slide 8 - Open question

Mary and Sarah are sisters.

Slide 9 - Open question

They are really funny.

Slide 10 - Open question

Articles
In het Nederlands: lidwoorden.

Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the

Wanneer je in het Nederlands een voor een znw zet, gebruik je in het Engels a of an

Slide 11 - Slide

Lidwoord a/an
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:

a pet               a teacher           a bycicle
a car                  a door               a room
 

Slide 12 - Slide

Lidwoord a/an
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:

an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 13 - Slide

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je a.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of - h -> dan gebruik je an.


 

Slide 14 - Slide

Voorbeelden
an hour  (je hoort our)
an honor (je hoort onour)
a university (je hoort juniversity)
a uniform (je hoort juniform)
a European (je hoort jeuropean)

Slide 15 - Slide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 16 - Quiz

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 17 - Quiz

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 18 - Quiz

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 19 - Quiz

a of an?
.... apple
A
a
B
an

Slide 20 - Quiz

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 21 - Quiz

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 22 - Drag question

a of an?
.... commercial
A
a
B
an

Slide 23 - Quiz

a of an?
.... hour
A
a
B
an

Slide 24 - Quiz

a of an?
.... game
A
a
B
an

Slide 25 - Quiz

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 26 - Quiz

a of an?
.... avatar
A
a
B
an

Slide 27 - Quiz

a of an?
.... FM-radio channel
A
a
B
an

Slide 28 - Quiz

A of AN?
.... president
A
a
B
an

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Plural: one jacket - two ....

Slide 33 - Open question

plural: one child - two ...

Slide 34 - Open question

Plural: one hobby - two ...

Slide 35 - Open question

Plural: one knife - two ...

Slide 36 - Open question

Ik kan vragen maken met "to be"
A
Heel goed
B
Redelijk goed
C
Een beetje
D
Helemaal niet

Slide 37 - Quiz

Ik kan het juiste lidwoord gebruiken in het Engels.
A
Heel goed
B
Redelijk goed
C
Een beetje
D
Helemaal niet

Slide 38 - Quiz

Ik weet hoe ik een zelfstandig naamwoord in het meervoud moet zetten.
A
Heel goed
B
Redelijk goed
C
Een beetje
D
Helemaal niet

Slide 39 - Quiz