nef vrijdag 22 maart

Welkom! 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom! 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Persoonsvorm, onderwerp en gezegde herhalen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

- Je kan de persoonsvorm in een korte zin vinden.

- Je kan het onderwerp in een korte zin vinden.

- Je kan het gezegde in een korte zin vinden. 



Slide 3 - Slide

PersoonsVorm

Slide 4 - Mind map

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
A
Een persoon
B
Geen werkwoord
C
Altijd een werkwoord!
D
Een voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.


A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen

Slide 9 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Slide 11 - Open question

Gezegde
Alle werkwoorden in de zin.

Slide 12 - Slide

Waaruit bestaat het gezegde van een zin?
A
Het onderwerp + alle werkwoorden
B
Alle werkwoorden
C
Alle werkwoorden + lijdend voorwerp
D
De persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Wat is het gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.
A
Ik
B
heb
C
heb gegeten
D
gegeten

Slide 14 - Quiz

Wat is het gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 15 - Drag question

Wat is het gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 16 - Drag question

Wat is het gezegde in deze zin:

De leerlingen werken nu al twee werken thuis aan school.

Slide 17 - Open question

Wat is het gezegde in deze zin:

De pannenkoeken zijn helaas verbrand.

Slide 18 - Open question

Wat is het gezegde?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Slide 19 - Open question

Wat is de pv?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Slide 20 - Open question

Wat is het gezegde?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Slide 21 - Open question

Wat is de pv?
Heb jij dat wel gevraagd?

Slide 22 - Open question

Wat is het gezegde?
Heb jij dat gevraagd?

Slide 23 - Open question

Onderwerp
Onderwerp -> vertelt wie of wat dat doet. 
Wie/wat + pv? = onderwerp 

Voorbeeld:
Mijn vader en moeder fietsen. 
wwg: fietsen
ond: (Wie fietsen?) Mijn vader en moeder

Slide 24 - Slide

Wat is de pv?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Slide 25 - Open question

Wat is het onderwerp?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Slide 26 - Open question

Wat is de pv?
Ik wil me straks omkleden.

Slide 27 - Open question

Wat is het onderwerp?
Ik wil me straks omkleden.

Slide 28 - Open question

Wat is het onderwerp?
Jij moet je boek nog kaften.

Slide 29 - Open question

Wat is het onderwerp?
Je zult mij toch echt moeten helpen.

Slide 30 - Open question

Wat is het onderwerp?
Wij wilden een stoere hond hebben.

Slide 31 - Open question

Wat is het onderwerp?
Die hebben we uitgekozen.

Slide 32 - Open question

Wat is de pv?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Slide 33 - Open question

Wat is het onderwerp?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Slide 34 - Open question