L2 + L3 Zinsontleding (pv, ow, gez)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

voorlezen

Wat gaan we doen?

- We gaan de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde herhalen.

- We gaan zelfstandig werken aan woordenschat. 

Leerdoelen

- Je kan de persoonsvorm in een korte zin vinden.

- Je kan het onderwerp in een korte zin vinden.

- Je kan het gezegde van een korte zin vinden.

Hoe vind je de persoonsvorm van een zin?

Persoonsvorm

De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken

2. De tijd in de zin veranderen

3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Hoe vind je het onderwerp van een zin?

Onderwerp

Onderwerp -> vertelt wie of wat dat doet. 

Wie/wat + pv? = onderwerp 

Voorbeeld:

Mijn vader en moeder fietsen. 

persoonsvorm?

onderwerp?

Hoe vind je het gezegde van een zin?

Gezegde

Gezegde --> alle werkwoorden uit de zin

Voorbeeld:

Mijn vader en moeder fietsen. 

persoonsvorm?

onderwerp?
gezegde?

Wat is de persoonsvorm?

1. Een persoon
2. Geen werkwoord
3. Altijd een werkwoord!
4. Een voltooid deelwoord

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.

______

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm?

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Waaruit bestaat het gezegde van een zin?

1. Het onderwerp + alle werkwoorden
2. Alle werkwoorden
3. Alle werkwoorden + lijdend voorwerp
4. De persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Wat is het gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.

1. Ik
2. heb
3. heb gegeten
4. gegeten

Wat is het gezegde?

Het werkwoordelijk gezegde

Janneke

heeft

haar werk

goed

gedaan

Wat is het gezegde in de zin?

werkwoordelijk gezegde

Piet

drinkt

een blikje cola

in de pauze

Wat is het gezegde?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Wat is de pv?

Heb jij dat wel gevraagd?

Wat is het gezegde?

Heb jij dat gevraagd?

Wat is de pv?

Had jij nog een toetje willen bestellen?

Wat is het onderwerp?

Had jij nog een toetje willen bestellen?

Wat is de pv?

Ik wil me straks omkleden.

Wat is het onderwerp?

Ik wil me straks omkleden.

Wat is het onderwerp?

Jij moet je boek nog kaften.

Wat is het onderwerp?

Je zult mij toch echt moeten helpen.

Wat is het onderwerp?

Wij wilden een stoere hond hebben.

Wat is het onderwerp?

Die hebben we uitgekozen.

Wat is de pv?

Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Wat is het onderwerp?

Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Aan de slag!

- Maak het werkblad over woordenschat. 

- Tijdens het werken is het stil. Wil je wat overleggen, dan doe je dat fluisterend.

- Leg je kaartje op rood als je een vraag hebt.