L3 Zinsontleding (ow, pv, gez)

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
2:00
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Leesboek
  • Schrift en pen
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen 
  • Vorige Les
  • Leerling Gesprekken
  • Mededelingen
  • Lezen
  • Persoonsvorm, onderwerp en gezegde
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Mededelingen
Wat moet ik weten?
Huiswerk Vergeten Of Boek ect..


Slide 3 - Slide

Lesdoelen

- Je kan de persoonsvorm in een korte zin vinden.

- Je kan het onderwerp in een korte zin vinden.

- Je kan het gezegde in een korte zin vinden. 



Slide 4 - Slide

Lezen in stilte
- Lees 5 Minuten stil in je boek!
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Nakijken
Opdracht 1 t/m 5 op blz. 106

Slide 6 - Slide

PersoonsVorm

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Video

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 9 - Slide

Uitleg
Je gaat zo op je Tablet een paar vragen maken vul zo de volgende code in!

Slide 10 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
A
Een persoon
B
Geen werkwoord
C
Altijd een werkwoord!
D
Een voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.


A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen

Slide 14 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 15 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video

Waaruit bestaat het werkwoordelijke gezegde van een zin?
A
Het onderwerp + alle werkwoorden
B
Alle werkwoorden
C
Alle werkwoorden + lijdend voorwerp
D
De persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.
A
Ik
B
heb
C
heb gegeten
D
gegeten

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 20 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 21 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

De leerlingen werken nu al twee werken thuis aan school.

Slide 22 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

De pannenkoeken zijn helaas verbrand.

Slide 23 - Open question

Wat is het wwg?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Slide 24 - Open question

Wat is de pv?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Slide 25 - Open question

Wat is het wwg?
Wij mochten komen kijken naar haar dans.

Slide 26 - Open question

Wat is de pv?
Heb jij dat wel gevraagd?

Slide 27 - Open question

Wat is het wwg?
Heb jij dat gevraagd?

Slide 28 - Open question

Onderwerp
Onderwerp -> vertelt wie of wat dat doet. 
Wie/wat + pv? = onderwerp 

Voorbeeld:
Mijn vader en moeder fietsen. 
wwg: fietsen
ond: (Wie fietsen?) Mijn vader en moeder

Slide 29 - Slide

Wat is de pv?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Slide 30 - Open question

Wat is het onderwerp?
Had jij nog een toetje willen bestellen?

Slide 31 - Open question

Wat is de pv?
Ik wil me straks omkleden.

Slide 32 - Open question

Wat is het onderwerp?
Ik wil me straks omkleden.

Slide 33 - Open question

Wat is het onderwerp?
Jij moet je boek nog kaften.

Slide 34 - Open question

Wat is het onderwerp?
Je zult mij toch echt moeten helpen.

Slide 35 - Open question

Wat is het onderwerp?
Wij wilden een stoere hond hebben.

Slide 36 - Open question

Wat is het onderwerp?
Die hebben we uitgekozen.

Slide 37 - Open question

Wat is de pv?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Slide 38 - Open question

Wat is het onderwerp?
Mijn moeder wil mij gelukkig zien.

Slide 39 - Open question

Zelfstandig werken
- Je werkt in stilte.
- Leg uit wat een PersoonVorm is. 
- Leg uit wat een Onderwerp is. 
IN JE SCHRIFT!
Heb je vragen? Steek je vinger op!

Klaar?
Doe iets voor je zelf


timer
10:00

Slide 40 - Slide

Rustig samenwerken
- Je mag rustig overleggen
- Maak de vragen op het blad
- Klaar? Nakijken

Heb je vragen? Steek je vinger op!

Klaar?
Doe iets voor je zelf










timer
10:00

Slide 41 - Slide

Huiswerk - Agenda
Datum:
vrijdag 23 Maart

M:
- Leg uit wat een PersoonVorm is.
- Leg uit wat een Onderwerp is. 
- Werk Blad Afgemaakt ( Nakijken in de klas ) 


Slide 42 - Slide

RedactieSommen HW
Datum:
29 - 5 - 24

M:
- Hele Blad 


Slide 43 - Slide

Lesdoelen

- Je kan de persoonsvorm in een korte zin vinden.

- Je kan het onderwerp in een korte zin vinden.

- Je kan het gezegde in een korte zin vinden. 



timer
1:00

Slide 44 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 45 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 46 - Slide