Toets HS 8: Geluid

Hoofdstuk 8 Geluid
  • Deze toets bestaat uit 18 vragen. Hiervan zijn er 15 meerkeuzevragen en 3 open vragen.
  • Selecteer bij de meerkeuzevragen 1 antwoord, tenzij anders aangegeven.
  • Je hebt 1 lesuur (60 minuten) de tijd om de toets te maken.
Veel succes!

1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 8 Geluid
  • Deze toets bestaat uit 18 vragen. Hiervan zijn er 15 meerkeuzevragen en 3 open vragen.
  • Selecteer bij de meerkeuzevragen 1 antwoord, tenzij anders aangegeven.
  • Je hebt 1 lesuur (60 minuten) de tijd om de toets te maken.
Veel succes!

Slide 1 - Slide

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is geen geluidsbron?
A
De stembanden
B
Een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies

Slide 2 - Quiz

In de ruimte tussen de sterren kun je geen geluid horen. Hoe komt dit?
A
Er zijn geen geluidsbronnen
B
Er zijn geen geluidsontvangers
C
Er is geen tussenstof
D
Er is geen zwaartekracht

Slide 3 - Quiz

Geluidsnelheid verschilt per tussenstof. Wat is de geluidsnelheid in lucht?
A
340 kilometer per uur
B
340 meter per seconde
C
3400 kilometer per uur
D
3400 meter per seconde

Slide 4 - Quiz

Welke twee uitspraken over geluid zijn waar? (selecteer 2 antwoorden)
A
Een geluidsbron bevat zintuigcellen
B
Geluid kan zich alleen door lucht verplaatsen
C
Het trommelvlies geeft geluidstrillingen door
D
Voor geluid zijn altijd trillingen nodig

Slide 5 - Quiz

Een snaar produceert een toon. Waarvan hangt de toonhoogte van deze snaar onder andere af?
A
De dikte van de snaar
B
De kleur van de snaar
C
de temperatuur van de snaar
D
het materiaal van de snaar

Slide 6 - Quiz

Een voorwerp trilt met een bepaalde frequentie. Wat weet je over de toon als je de frequentie weet? (selecteer 2 antwoorden)
A
De geluidsterkte van de toon
B
Het aantal trillingen per seconde
C
Hoelang de toon blijft klinken
D
De hoogte van de toon

Slide 7 - Quiz

Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz. De stemvork trilt dan:
A
400 keer per seconde
B
400 keer per minuut
C
400 keer per uur
D
400 keer per dag

Slide 8 - Quiz


Wat doet een oscilloscoop?
A
Geluid opnemen
B
Geluidsterkte meten
C
Toonhoogtes vergelijken
D
Trillingen zichtbaar maken

Slide 9 - Quiz

Ouderen krijgen vaak gehoorproblemen. Waardoor komt dit vooral?
A
Hoge tonen harder gaan klinken
B
Lage tonen zachter gaan klinken
C
Hoge tonen minder goed te horen zijn
D
Lage tonen minder goed te horen zijn

Slide 10 - Quiz

Aan geluidsgolven is te zien wat de geluidsterkte is van een geluid. Een harde toon:
A
Heeft een grotere amplitude dan een zachte toon
B
Heeft een kleinere amplitude dan een zachte toon
C
Trilt minder vaak per seconde dan een zachte toon
D
Trilt vaker per seconde dan een zachte toon

Slide 11 - Quiz

Geluidsterkte wordt meestal beschreven in dB(A). De A geeft hierin aan dat er rekening gehouden is met:
A
De geluidsdrempel
B
Het menselijk gehoor
C
Het volume van lage tonen
D
Het volume van hoge tonen

Slide 12 - Quiz

Beneden de gehoordrempel:
A
Hoor je geen geluid
B
Begin je geluid net te horen
C
Hoor je wel geluid, maar doet het pijn
D
Hoor je wel geluid, maar doet het geen pijn

Slide 13 - Quiz

Te hard geluid is slecht voor je. Vanaf welke geluidsterkte loopt je gehoor zeker schade op?
A
70 dB(A)
B
80 dB(A)
C
140 dB(A)
D
160 dB(A)

Slide 14 - Quiz

Tegen geluidshinder van het verkeer kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Een voorbeeld van een maatregel bij de bron is:
A
Een geluidswal plaatsen
B
Geluidsarm asfalt gebruiken
C
Geluidsisolatie in woningen plaatsen
D
Grote bedrijfsgebouwen langs de weg plaatsen

Slide 15 - Quiz

Vanaf welke geluidsterkte loopt je gehoor schade op als je er regelmatig en/of langdurig aan blootgesteld wordt?
A
70 dB(A)
B
80 dB(A)
C
140 dB(A)
D
160 dB(A)

Slide 16 - Quiz

In de afbeelding hiernaast zijn een contrabas en viool te zien. Leg uit met welk van deze muziekinstrumenten je de laagste tonen kunt maken.

Slide 17 - Open question

In de afbeelding hiernaast is het inwendige van het oor getekend. In welke richting beweegt het trommelvlies als de luchtdruk aan de buitenkant hoger wordt?

Slide 18 - Open question

Het spraakgebied van de mens ligt tussen 100 en 1000 Hz. In de figuur hiernaast zie je het audiogram van Hans. Kan Hans een gesprek met zijn gesprekspartner goed verstaan of niet? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open question

Einde toets

Slide 20 - Slide