Toets geluid - presentatie

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is geen geluidsbron?
A
De stembanden
B
Een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies
1 / 40
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is geen geluidsbron?
A
De stembanden
B
Een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies

Slide 1 - Quiz

Welke stemvork heeft de laagste frequentie?
A
1
B
2
C
3
D
allemaal dezelfde frequentie

Slide 2 - Quiz

In de ruimte tussen de sterren kun je geen geluid horen. Hoe komt dit?
A
Er zijn geen geluidsbronnen
B
Er zijn geen geluidsontvangers
C
Er is geen tussenstof
D
Er is geen zwaartekracht

Slide 3 - Quiz

Geluidsnelheid verschilt per tussenstof. Wat is de geluidsnelheid in lucht?
A
340 kilometer per uur
B
340 meter per seconde
C
3400 kilometer per uur
D
3400 meter per seconde

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je de lucht waardoor geluid zich verplaatst van een geluidsbron naar je oor?
A
Tussenstof
B
Isolator
C
Geleider
D
Trillende stof

Slide 5 - Quiz

Geluid met een liniaal

Slide 6 - Slide

Welk verschil hoor je tussen de geluiden?
A
Het geluid verandert van hoogte.
B
Het geluid wordt harder.
C
Het geluid wordt zachter.

Slide 7 - Quiz

Wanneer is het geluid het hoogst?
A
bij 5 cm
B
bij 10 cm
C
bij 15 cm

Slide 8 - Quiz

Wanneer is het geluid het laagst?
A
bij 5 cm
B
bij 10 cm
C
bij 15 cm

Slide 9 - Quiz

Welke twee beweringen zijn goed?
;Kies er 1
A
Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon.
B
Hoe hoger de frequentie, hoe lager de toon.
C
Hoe lager de frequentie, hoe lager de toon.
D
Hoe lager de frequentie, hoe hoger de toon.

Slide 10 - Quiz

Toonhoogte van een snaar

Slide 11 - Slide

Nu wordt de snaar korter gemaakt.
Is de toon hetzelfde als de eerste keer? Zo nee, wat is het verschil?
A
Ja, de toon is even hoog als de eerste keer.
B
Nee, de toon is hoger dan de eerste keer.
C
Nee, de toon is lager dan de eerste keer.

Slide 12 - Quiz

Nu hoor je de dikke snaar, is de toon hetzelfde als bij de dunne snaar?
A
Ja, de toon is even hoog als bij de dunne snaar.
B
Nee, de toon is hoger dan bij de dunne snaar.
C
Nee, de toon is lager dan bij de dunne snaar.

Slide 13 - Quiz

De snaar nu iets strakker.
Is de toon veranderd door het spannen?
A
Nee, de toon is niet veranderd.
B
Ja, de toon is hoger geworden.
C
Ja, de toon is lager geworden.

Slide 14 - Quiz

Een voorwerp trilt met een bepaalde frequentie. Wat weet je over de toon als je de frequentie weet? (selecteer 2 antwoorden)
A
De geluidsterkte van de toon
B
Het aantal trillingen per seconde
C
Hoelang de toon blijft klinken
D
De hoogte van de toon

Slide 15 - Quiz

Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz. De stemvork trilt dan:
A
400 keer per seconde
B
400 keer per minuut
C
400 keer per uur
D
400 keer per dag

Slide 16 - Quiz


Wat doet een oscilloscoop?
A
Geluid opnemen
B
Geluidsterkte meten
C
Toonhoogtes vergelijken
D
Trillingen zichtbaar maken

Slide 17 - Quiz

Ouderen krijgen vaak gehoorproblemen. Waardoor komt dit vooral?
A
Hoge tonen harder gaan klinken
B
Lage tonen zachter gaan klinken
C
Hoge tonen minder goed te horen zijn
D
Lage tonen minder goed te horen zijn

Slide 18 - Quiz

Aan geluidsgolven is te zien wat de geluidsterkte is van een geluid. Een harde toon:
A
Heeft een grotere amplitude dan een zachte toon
B
Heeft een kleinere amplitude dan een zachte toon
C
Trilt minder vaak per seconde dan een zachte toon
D
Trilt vaker per seconde dan een zachte toon

Slide 19 - Quiz

Geluidsterkte wordt meestal beschreven in dB(A). De A geeft hierin aan dat er rekening gehouden is met:
A
De geluidsdrempel
B
Het menselijk gehoor
C
Het volume van lage tonen
D
Het volume van hoge tonen

Slide 20 - Quiz

Beneden de gehoordrempel:
A
Hoor je geen geluid
B
Begin je geluid net te horen
C
Hoor je wel geluid, maar doet het pijn
D
Hoor je wel geluid, maar doet het geen pijn

Slide 21 - Quiz

Te hard geluid is slecht voor je. Vanaf welke geluidsterkte loopt je gehoor zeker schade op?
A
70 dB(A)
B
80 dB(A)
C
140 dB(A)
D
160 dB(A)

Slide 22 - Quiz

Tegen geluidshinder van het verkeer kunnen verschillende maatregelen worden genomen. Een voorbeeld van een maatregel bij de bron is:
A
Een geluidswal plaatsen
B
Geluidsarm asfalt gebruiken
C
Geluidsisolatie in woningen plaatsen
D
Grote bedrijfsgebouwen langs de weg plaatsen

Slide 23 - Quiz

Vanaf welke geluidsterkte loopt je gehoor schade op als je er regelmatig en/of langdurig aan blootgesteld wordt?
A
70 dB(A)
B
80 dB(A)
C
140 dB(A)
D
160 dB(A)

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Een gitaarsnaar voert in een halve minuut 6000 trillingen uit. Wat is de frequentie van deze trillingen? Schrijf de hele berekening op.

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Slide

Uit twee luidsprekers komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen staat hiernaast. Welke toon is het hoogst? Leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open question

De oscilloscoop is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,01 s te zien krijgt. Bereken de frequentie van trilling P. Schrijf de hele berekening op.

Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

In de figuur hiernaast zie je twee oscilloscoopbeelden staan. Vergelijk deze twee tonen met elkaar. Wat weet je van de toonhoogte en geluidsterkte van beide tonen? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open question

Je hebt oordopjes van uitstekende kwaliteit in je oren. Je slaat een stemvork aan. Je hoort de toon van de stemvork niet. Als je het handvat van de stemvork op je hoofd zet, hoor je de toon heel duidelijk. Hoe kan dit? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Er wordt een nieuwe snelweg aangelegd. Deze komt vlak langs een woonwijk. De bewoners zijn bang voor geluidsoverlast. De overheid belooft echter dat er alles aan wordt gedaan om de geluidsoverlast te verminderen. Noem een voorbeeld van een maatregel die bij de bron kan worden genomen.

Slide 34 - Open question

Noem een voorbeeld van een maatregel die tussen de bron en de ontvanger kan worden genomen.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

In het dolfinarium roepen trainers de dolfijnen soms met behulp van een fluitje. Door welke tussenstoffen verplaatst het geluid zich dan?

Slide 37 - Open question

Langs snelwegen worden soms dikke aarden wallen aangelegd. Omschrijf hoe zo'n aarden geluidswal geluidsoverlast voor omwonenden bestrijdt (dus niet welke soort maatregel dit is!).

Slide 38 - Open question

Welke twee eigenschappen moet een geluidsscherm vooral hebben om geluidsoverlast goed te bestrijden?

Slide 39 - Open question

Einde toets
Wacht even op instructies van je docent

Slide 40 - Slide