H8-KBL-NOVA

Te hard geluid is slecht voor je.
Vanaf welke geluidssterkte loop je zeker blijvende gehoorschade op?
A
160 dB(A)
B
140 dB(A)
C
80 dB(A)
D
70 dB(A)
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Te hard geluid is slecht voor je.
Vanaf welke geluidssterkte loop je zeker blijvende gehoorschade op?
A
160 dB(A)
B
140 dB(A)
C
80 dB(A)
D
70 dB(A)

Slide 1 - Quiz

Tegen gehoorschade bij een popconcert kun je oordopjes in doen die zorgen dat je geen gehoorschade krijgt.
Op welke plaats neem je maatregelen
als je oordopjes gebruikt?

A
bij de bron
B
tussen de bron en de ontvanger
C
bij de ontvanger

Slide 2 - Quiz

Boven de pijngrens:
A
hoor je wel geluid, maar doet het niet zeer.
B
hoor je geen geluid.
C
begin je net geluid te horen.
D
hoor je wel geluid en doet het zeer.

Slide 3 - Quiz

In welke eenheid wordt het aantal trillingen per seconde gemeten?
A
Hz
B
dB(A)
C
m/s
D
s

Slide 4 - Quiz

Aan geluidsgolven kun je zien
wat de toonhoogte ervan is.
Een hoge toon:

A
heeft een kleinere amplitude dan een lage toon.
B
heeft een grotere amplitude dan een lage toon.
C
trilt vaker per seconde dan een lage toon.
D
trilt minder vaak per seconde dan een lage toon.

Slide 5 - Quiz

Dikke snaren maken hoge tonen.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is het frequentiebereik van jonge mensen met een normaal gehoor?
A
20 Hz – 12 000 Hz
B
20 Hz – 20 000 Hz
C
1200 Hz – 12 000 Hz
D
1200 Hz – 20 000 Hz

Slide 7 - Quiz

Geluid bestaat uit trillingen.
Die trillingen
kun je zichtbaar maken met een:
A
audiogram.
B
decibelmeter.
C
toongenerator.
D
oscilloscoop.

Slide 8 - Quiz

Stemvork 1 heeft een frequentie van 256 Hz, stemvork 2 heeft een frequentie van 512 Hz.
Welke stemvork heeft de hoogste toon?

A
stemvork 1
B
stemvork 2

Slide 9 - Quiz

Welke bewering
over een stemvork is waar?
A
Beide benen van de stemvork trillen niet even snel.
B
De toon van een stemvork wordt langzaam lager.
C
Een stemvork heeft altijd dezelfde frequentie.
D
Hoe harder je de stemvork aanslaat, hoe hoger de toon wordt.

Slide 10 - Quiz

Kevin speelt gitaar.
Een van de snaren is te hoog gestemd.
Wat moet Kevin doen
om de snaar lager te laten klinken?

A
Hij moet de snaar losser spannen.
B
Hij moet de snaar strakker spannen.
C
Hij moet een dunnere snaar erin spannen.
D
Hij moet de snaar korter maken.

Slide 11 - Quiz

Een trillende snaar
produceert een toon.
Wat heeft geen invloed op
de toonhoogte van de snaar?

A
de dikte
B
de lengte
C
de spanning
D
de temperatuur

Slide 12 - Quiz

Welke uitspraak over geluid en geluidsbronnen is waar?
A
Geluid kan zich niet door ijzer verplaatsen.
B
Een geluidsbron veroorzaakt trillingen.
C
Het trommelvlies is een geluidsbron.
D
Geluid kan zich alleen door lucht verplaatsen.

Slide 13 - Quiz

Bij onweer zie je eerst de bliksem. Daarna hoor je pas de donder, omdat:
A
het eerst bliksemt en dan pas dondert.
B
geluid sneller gaat dan licht.
C
licht sneller gaat dan geluid.
D
ogen sneller waarnemen dan oren.

Slide 14 - Quiz

Onder water kun je geluid horen.
Wat is de rol van het water daarbij?

A
trillingen opvangen
B
trillingen waarnemen
C
trillingen produceren
D
trillingen verplaatsen

Slide 15 - Quiz

Een luidspreker is een geluidsbron.
Wat trilt er bij een luidspreker als hij geluid maakt?

A
de stembanden
B
de snaren
C
de conus
D
de klankkast

Slide 16 - Quiz

Wat is de frequentie
van de trilling die je
hiernaast kan aflezen?
A
2 Hz
B
40 Hz
C
200 Hz
D
400 Hz

Slide 17 - Quiz

Aan de amplitude
kun je zien hoe ....
A
hard het geluid is.
B
hoog het geluid is.

Slide 18 - Quiz

De toon van een stemvork
wordt hoger als je de
stemvork op een klankkast zet.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Een gitaarsnaar voert in 2 seconden
1000 trillingen uit.
Wat is de frequentie van deze trillingen.
A
2000 Hz
B
1000 Hz
C
500 Hz
D
200 Hz

Slide 20 - Quiz