2mh - L5 P2- Zelfstandige naamwoorden + naamval en

   Deutsch!    

2mh
Les  P2
Gutentag
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

   Deutsch!    

2mh
Les  P2
Gutentag

Slide 1 - Slide

Planung
Voorbereiding voor les 4:

maken: Schritt 11

Les 4: vraagwoorden en geslachten zelfstandig naamwoorden

verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: Schritt 12




Slide 2 - Slide

Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Hoeveel?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Wie viel (e)
Woher?
Wie?

Slide 3 - Drag question

Lernziel
Toets Schritt 9-13
- Hören
- Lesen
- Vokabeln N> D
- Vokabeln D> N
- Grammatik: geslachten 
- Grammatik: 1e en 4e naamval
- Grammatik: vraagwoorden
- Redemittel
- Bonus


Slide 4 - Slide

Grammatik A:
De geslachten van de zelfstandige naamwoorden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

der
woorden die zijn afgeleid van de stam van een werkwoord

beginnen - der Beginn
einsetzen - der Einsatz
ablaufen - der Ablauf

Slide 7 - Slide

woorden die eindigen op:
- ei     (die Polizei)
- ung  (die Wohnung)
- keit  (die Möglichkeit_
- heit   (die Gesundheit)
- ion   (die Aktion)
- schaft  (die Gefangenschaft)

en de meeste woorden op -e

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

... Sommer
A
die
B
der
C
das

Slide 12 - Quiz

Föhn
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

... Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is het geslacht van ...?
.... Straßenhund

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Hoe vind je het onderwerp in de zin?

Slide 19 - Open question

Hoe vind je het lijdend voorwerp in de zin?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide


Het onderwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 27 - Quiz


Het lijdend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 28 - Quiz

Zinsontleding:
Emma kauft .... Buch
A
ein
B
eine
C
einem
D
eines

Slide 29 - Quiz

..... Mädchen mag Pommes.
Wat is het onderwerp?
A
Das
B
Die
C
Der
D
Den

Slide 30 - Quiz

Anita gibt ....Gechenken.
geen
A
kein
B
keine
C
keinen

Slide 31 - Quiz

Mark feiert .... Geburtstag.
zijn
A
sein
B
seine
C
seinen

Slide 32 - Quiz

Wat is het onderwerp?
"Der Pullover wird gewaschen."

Slide 33 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Dem Pferd gibt der Tierarzt eine Impfung.

Slide 34 - Open question

auf wiedersehen

Slide 35 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Ich habe diese fröhliche Weihnachtssocken gestern gekauft

Slide 36 - Open question