H1 & H2 toets voorbereiding taalverzorging

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Nederlands

H1 & H2

Taalverzorging

De persoonsvorm

Hoe vind je persoonsvorm
(twee antwoorden)

1. vraagproef
2. eerste werkwoord
3. alle woorden
4. tijdsproef

Roos kocht een schitterende armband in Spanje?

1. armband
2. Spanje
3. kocht
4. Roos

Als gevolg van de hittegolf vervallen de lessen na één uur.

1. hittegolf
2. uur
3. gevolg
4. vervallen

Onze hond is vanaf de steiger in het water gesprongen.

1. is
2. gesprongen
3. hond
4. de steiger

Twee tweelingbroers zijn op dezelfde dag vader geworden van een dochtertje.

1. tweelingbroers
2. dezelfde
3. geworden
4. zijn

De vrouw ziet de meisjes als tweelingzusjes

1. ziet
2. de vrouw
3. meisjes
4. als

De zusters zagen steeds dezelfde vader op twee verschillende kamers bij het bed staan.

1. verschillende
2. zagen
3. steeds
4. vader

Vorige week zijn er vijf nieuwe spelers in ons team gekomen.

1. zijn
2. nieuwe
3. gekomen
4. ons

PV in samengestelde zinnen

Sofie fietst altijd met haar vriendinnen naar school, dan kunnen ze even bijkletsen.

1. fietst/dan
2. fietst/kunnen
3. naar/bijkletsen
4. altijd/kunnen

Marnix heeft twee glazen water gedronken, maar hij heeft nog steeds dorst.

1. heeft/heeft
2. heeft/gedronken
3. gedronken/steeds
4. maar/gedronken

Niemand mag de bus in of uit, want er is een bom aan boord van de bus!

1. mag/van
2. niemand/want
3. of/aan boord
4. mag/is

Wat is het voegwoord?

Sofie fietst altijd met haar vriendinnen naar school, dan kunnen ze even bijkletsen.

Marnix heeft twee glazen water gedronken, maar hij heeft nog steeds dorst.

Niemand mag de bus in of uit, want er is een bom aan boord van de bus!

Wie heeft die boodschap gemaakt en waarom wil iemand een stel leerlingen heel erg bang maken?

Ligt er eigenlijk wel echt een bom in de bus of is het misschien een grap?

PV in TT of VT

Het vliegtuigje in nood ______veilig op de snelweg

1. lande
2. landde

____nooit olie op het vuur

1. gooit
2. gooi

de hele ochtend ________ het al

1. regent
2. regende

____ jij de laatste munten uit je zak

1. schud
2. schudt

Het haardvuur _____ de hele avond

1. brand
2. brandt

Woordsoorten

Wat is een werkwoord?

Noem de lidwoorden

Een zelfstandig naamwoord is?

Hoofdletters

feyenoord

1. ja
2. nee

appelstroop

1. ja
2. nee

goofy

1. ja
2. nee

breda

1. ja
2. nee

februari

1. ja
2. nee

duitse

1. ja
2. nee

computer

1. ja
2. nee

Schrijf de zin over met hoofdletters en leestekens.

hedwig en tessa gaan op zondag met de trein naar maastricht.

op het noordplein staat altijd een knalgele porsche.

’s ochtends brengt henk altijd heel vroeg de krant rond in het dorp.

vanuit het noorden trekken zware onweersbuien over ameland.

Einde!