H6 Oefenen voor de toetsweek

Toets H6
Bloemen, vruchten, zaden.
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toets H6
Bloemen, vruchten, zaden.

Slide 1 - Slide

Hoe werkt deze toets?
Lees rustig de vraag, geef bij de open vragen zo kort mogelijk antwoord. Als er een nummer of letter wordt gevraagd zet je alleen dat neer, bijvoorbeeld: 1 of P

Slide 2 - Slide

Welke onderdelen van een bloem hebben vaak mooie, opvallende kleuren?
A
De kelkbladeren
B
De stamper
C
De kroonbladeren
D
De meeldraden

Slide 3 - Quiz

Welke onderdelen van de bloem groeien uit tot zaden in de vrucht?
A
Vruchtbeginsel
B
Stijl
C
Zaadbeginsels
D
Stempel

Slide 4 - Quiz

Onderdelen van de bloem:

Een volledige bloem bestaat altijd uit de volgende onderdelen
A
kroon, kelk, stijl en helmknop
B
kroon, kelk, stempel en meeldraad
C
kroon, kelk, stamper en meeldraad
D
kroon, kelk, stamper en helmknop

Slide 5 - Quiz

Hoe heet deel 1?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl

Slide 6 - Quiz

Hoe heet deel 2?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl

Slide 7 - Quiz

Hoe heet deel 3?
A
stempel
B
stamper
C
vruchtbeginsel
D
stijl

Slide 8 - Quiz


Hoe heet nummer 1?
A
Buitenblad
B
Kroonblad
C
Kelkblad
D
Meeldraad

Slide 9 - Quiz


Hoe heet nummer 6
A
Buitenblad
B
Kroonblad
C
Kelkblad
D
Meeldraad

Slide 10 - Quiz


Hoe heet nummer 3
A
Buitenblad
B
Kroonblad
C
Kelkblad
D
Meeldraad

Slide 11 - Quiz

Een stamper is een vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Insectenbloemen maken meer stuifmeelkorrels dan windbloemen.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Bij veel windbloemen steken de helmknoppen buiten de bloem uit.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Nummer 3 geeft een mannelijk voortplantingsorgaan aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Op de plaatsen 1 en 2 kunnen zich stuifmeelkorrels bevinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Op plaats 3 kan bevruchting plaatsvinden.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Uit een vruchtbeginsel ontstaat een bevruchte eicel.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Een zaad bevat reservevoedsel voor een kiemplantje.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke delen van een bloem zijn de
mannelijke voortplantingsorganen?

Slide 20 - Open question

Hoeveel vruchtbeginsels zijn er
in de afbeelding getekend?
(typ alleen het getal)

Slide 21 - Open question

Hoeveel zaadbeginsels zijn er in
de afbeelding getekend?
(typ alleen het getal)

Slide 22 - Open question

Is dit een stuifmeelkorrel van een windbloem
of van een insectenbloem?
Leg je antwoord uit.

Slide 23 - Open question

Met welk nummer is in deze afbeelding een mannelijk voortplantingsorgaan
aangegeven?

Slide 24 - Open question

Wat is de functie van deel 4?

Slide 25 - Open question

Is deel 3 groen of opvallend gekleurd?
A
groen gekleurd
B
opvallend gekleurd

Slide 26 - Quiz

Is deze bloem een windbloem of een insectenbloem?
A
windbloem
B
insectenbloem

Slide 27 - Quiz

Wordt in deze bloem nectar gemaakt?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Bij welke bloemen zijn de stempels het grootst, bij windbloemen of bij insectenbloemen?
A
windbloemen
B
insectenbloemen

Slide 29 - Quiz

Geef twee voorbeelden van zaden van planten, die door de mens als voedsel worden gebruikt.

Slide 30 - Open question

In welke delen van bloemen komen
zaadbeginsels voor?

A
alleen in de helmdraden
B
alleen in de helmhokjes
C
alleen in de vruchtbeginsels
D
in de meeldraden en in de stampers

Slide 31 - Quiz

Wat is de functie van deel P
in de afbeelding?
A
Het vormen van eicellen.
B
Het vormen van stuifmeelkorrels.
C
Het aanlokken van insecten.
D
Het beschermen van de bloem in de knop.

Slide 32 - Quiz

Is deel P in de afbeelding opvallend gekleurd?
En deel Q?
A
Alleen deel P is opvallend gekleurd.
B
Alleen deel Q is opvallend gekleurd.
C
Deel P en deel Q zijn beide opvallend gekleurd.
D
Geen van beide delen is opvallend gekleurd.

Slide 33 - Quiz

In de afbeelding gaat stuifmeel van de ene
bloem naar de andere bloem.
Bij welke pijl(en) is er sprake van bestuiving?

A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
alleen 1
D
2 en 3

Slide 34 - Quiz

Welke bloem is (of welke bloemen zijn) windbloem(en) in de afbeelding?
A
alleen bloem 3
B
alleen bloemen 1 en 2
C
alle drie de bloemen
D
geen van de drie bloemen

Slide 35 - Quiz

In de afbeelding is een deel van een bloem schematisch getekend.

Kan er in deze bloem bestuiving hebben plaatsgevonden?
En kan er bevruchting hebben plaatsgevonden?

A
bestuiving en bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen van beide

Slide 36 - Quiz

Bij welke bloemen zijn de kroonbladeren
meestal groen?
A
Alleen bij insectenbloemen.
B
Alleen bij windbloemen.
C
Zowel bij insectenbloemen als windbloemen.

Slide 37 - Quiz

Drie gebeurtenissen zijn:
1 De top van een stuifmeelbuis barst open.
2 Er vindt bestuiving plaats.
3 Er groeit een stuifmeelbuis uit een stuifmeelkorrel.
Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A
1-2-3
B
2-1-3
C
2-3-1
D
3-1-2

Slide 38 - Quiz

Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.

Heeft in deze bloem bestuiving plaatsgevonden?
En heeft in deze bloem bevruchting plaatsgevonden?

A
zowel bestuiving als bevruchting
B
alleen bestuiving
C
alleen bevruchting
D
geen bestuiving en geen bevruchting

Slide 39 - Quiz

Een bepaalde bloem bevat veel zaadbeginsels. In een van de zaadbeginsels bevindt zich een bevruchte eicel.

Wat ontstaat er uit de bevruchte eicel?

A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad

Slide 40 - Quiz

In de afbeelding is een doorgesneden paprika getekend.

Is bij de vorming van deze paprika slechts één stuifmeelkorrel betrokken geweest of zijn er meerdere stuifmeelkorrels bij betrokken geweest?
En is bij de vorming van deze paprika slechts één zaadbeginsel betrokken geweest of zijn er meerdere zaadbeginsels bij betrokken geweest?
A
Eén stuifmeelkorrel en één zaadbeginsel.
B
Eén stuifmeelkorrel en meerdere zaadbeginsels.
C
Meerdere stuifmeelkorrels en één zaadbeginsel.
D
Meerdere stuifmeelkorrels en meerdere zaadbeginsels.

Slide 41 - Quiz

In de afbeelding is een doorsnede van een appel getekend.
Uit welk deel (of uit welke delen) van een bloem is deel Q ontstaan?

A
Uit de bloemsteel.
B
Uit de kelkbladeren en de meeldraden.
C
Uit een vruchtbeginsel.
D
Uit een zaadbeginsel.

Slide 42 - Quiz

In de afbeelding is een kers getekend.
Bevat deze kers een of meer kiemen?


A
Nee, deze kers bevat geen kiemen.
B
Ja, deze kers bevat één kiem.
C
Ja, deze kers bevat meer dan één kiem.

Slide 43 - Quiz

Hoe worden de zaden van een kersenboom verspreid?
A
Door de plant zelf.
B
Door de wind.
C
Door dieren.

Slide 44 - Quiz

Druk op inleveren als je klaar bent. 

Slide 45 - Slide