2.3 Celmembranen en transport

H2: Cel en leven
Bespreken opdracht 27 

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H2: Cel en leven
Bespreken opdracht 27 

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Par 2.3: Celmembranen en transport 
Wat is de algemene functie van het celmembraan?

Slide 2 - Slide

Doel en begrippen 2.3
Je leert hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan

diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, fosfolipiden, hydrofoob, hydrofiel, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bouw celmembraan

Slide 5 - Slide

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).

Slide 6 - Slide

Dubbele laag fosfolipiden: erg bewegelijk.
Cholesterol moleculen: remt de beweeglijkheid

Slide 7 - Slide

Eiwitmoleculen: transport, receptoren, soms met een koolhydraatketen aan de buitenkant.

Slide 8 - Slide

Celmembraan: selectief permeabel/ semipermeabel
Niet alle stoffen kunnen het membraan passeren.

Slide 9 - Slide

Stoffentransport. 2 vormen: Passief transport kost geen energie, actief transport kost energie (ATP).

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.

Vorm van actief transport: Kost energie
Blaasjes

Slide 12 - Slide

Fagocytose:
opnemen van bacteriën en grote deeltjes door witte bloedcellen.
Na fusie met een lysosoom kan het deeltje/ de bacterie worden afgebroken.
Blaasjes

Slide 13 - Slide

Exocytose: afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.
Blaasjes

Slide 14 - Slide

Aan de slag:
2.2 Leerdoel 6, 7 en 8
2.3  Leerdoel 9

Vragen met * zijn optioneel

Eerste 10 minuten in stilte!
timer
10:00

Slide 15 - Slide

2.3 Celmembranen en transport (deel 2)
Pak je schrift en beantwoord de volgende vragen:
1. Wat wordt er bedoeld met dat een celmembraan semi-permeabel is?
2. Uit welke 3 hoofdbestandsdelen bestaat een celmembraan?
3. Op welke manier gaat zuurstof de cel in?
4. Op welke manier gaat water de cel in?
timer
2:30

Slide 16 - Slide

Diffusie
Het proces waarbij een stof zich verplaatst van een hoge concentratie naar een lage concentratie. 

Dit gaat automatisch doordat moleculen bewegen en willekeurig met elkaar botsen. 

Na enige tijd ontstaat altijd een homogeen mengsel, waarbij de moleculen evenredig zijn verdeeld over de ruimte

Slide 17 - Slide

Diffusie
Diffusie gaat automatisch
Het kost de cel geen energie
Diffusie is een voorbeeld van passief transport

Slide 18 - Slide

Diffusiesnelheid
Afhankelijk van:
  • Concentratieverschil (hoe groter, hoe sneller)
  • Temperatuur (Hoe warmer, hoe sneller)
  • Diffusie afstand (Hoe kleiner, hoe sneller)
  • Diffusiecoëfficient van de stof (Ligt aan molecuulgrootte)
  • Diffusieoppervlakte (Hoe groter, hoe sneller)

Slide 19 - Slide

Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 20 - Slide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Hypotoon/ isotoon/ hypertoon

Slide 23 - Slide

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 24 - Slide

Plantencellen

Slide 25 - Slide

Plantencellen
Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 26 - Slide

Plantencellen
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los

Slide 27 - Slide

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 28 - Slide

Geladen deeltjes, grote wateroplosbare moleculen, polaire moleculen hebben een transporteiwit nodig.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten (bijvoorbeeld glucosetransport na binding insuline).
Gefaciliteerd transport

Slide 29 - Slide

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie: via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 30 - Slide

Doel en begrippen 2.3
Je hebt geleerd hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan

diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, fosfolipiden, hydrofoob, hydrofiel, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose.

Slide 31 - Slide

Aan de slag

Slide 32 - Slide