Verkleinwoorden hm1a

Noteer het verkleinwoord van:

scherm

1 / 15
next
Slide 1: Open question
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Noteer het verkleinwoord van:

scherm

Slide 1 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

varken

Slide 2 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

ring

Slide 3 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

paling

Slide 4 - Open question

Verkleinwoorden
Vaak hoor je hoe je een woord moet verkleinen

Let op:
1. ng wordt soms nk 

paling = palinkje
kring = kringetje

Slide 5 - Slide

Noteer het verkleinwoord van:

pizza

Slide 6 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

café

Slide 7 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

foto

Slide 8 - Open question

Verkleinwoorden
Vaak hoor je hoe je een woord moet verkleinen

Let op:
2. woorden die eindigen op klinker (a, é, o en u), wordt de klinker verdubbeld

pizza = pizaatje
coupé = coupeetje

Slide 9 - Slide

Noteer het verkleinwoord van:

kiwi

Slide 10 - Open question

Verkleinwoorden
Vaak hoor je hoe je een woord moet verkleinen

Let op:
3. woorden die eindigen op -i verandert de -i in -ie

kiwi = kiwietje

Slide 11 - Slide

Noteer het verkleinwoord van:

smiley

Slide 12 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

pc

Slide 13 - Open question

Noteer het verkleinwoord van:

gat

Slide 14 - Open question

Verkleinwoorden
paling = palinkje
kring = kringetje
pizza = pizzaatje / coupé = coupeetje / accu = accuutje
kiwi = kiwietje
party = party'tje
smiley = smileytje
pc = pc'tje
gat = gaatje

Slide 15 - Slide