Je kent de structuur van een tekst en weet waar je welke informatie moet zoeken in de tekst.
Je kunt meervouden op -en goed spellen.
Slide 3 - Slide
Lezen H4: Structuur tekst
Leerdoel
Je kunt de structuur van de tekst herkennen: inleiding, middenstuk, slot.
Uitleg
Maak de startopdracht (blz 124).
Teksten bestaan uit drie delen: inleiding, middenstuk, slot.
Inleiding (vaak één alinea) > kennismaken met onderwerp (voorbeeld, anekdote, nieuwsfeit).
Middenstuk (vaak meer alinea's) > informatie over het onderwerp (deelonderwerpen).
Slot (vaak laatste alinea) > afsluiting onderwerp (samenvatting).
Let op
Toets Lezen hst 1-5
Slide 4 - Slide
Lezen H4: Structuur tekst
Leerdoel
Je kunt de structuur van de tekst herkennen: inleiding, middenstuk, slot.
Opdracht
Nakijken opdracht 4 (blz 129).
Maken opdracht 5 (blz 131).
Nakijken opdracht 5.
Let op
Toets Lezen hst 1-5
Slide 5 - Slide
Taalverzorging H4.1: Persoonsvorm
Leerdoel
Je weet wat de persoonvorm is.
Je kunt de persoonsvorm goed spellen in de tegenwoordige tijd.
Uitleg
De persoonvorm vertelt wat er wordt gedaan in de zin. De jongen kust het meisje.
De persoonsvorm kan ook een ander werkwoord helpen. De jongen heeft het meisje gekust.
Herhaling: De persoonvorm vind je door de zin vragend te make (gesloten vraag!), de tijd te veranderen (vt <> tt) of het aantal van het onderwerp te veranderen (ev < > mv).
De persoonvorm spel je door de ik-vorm te vinden.
Slide 6 - Slide
Hh Taalverzorging 3.2: Ik-vorm in de tt
Leerdoel
Je kunt de ik-vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd spellen.
Uitleg
Ik-vorm (stam) = de vorm van het werkwoord die achter ik komt.
Basisregel -en: denken > denk-en > denk.
Let op de lange klanken: slapen > slaap.
Nooit -v of -z aan het eind: proeven > proev-en > proef/reizen > reiz-en > reis.
Nooit dubbele medeklinker aan het eind: bukken > bukk-en > buk.
Slide 7 - Slide
Taalverzorging H4.1: Persoonsvorm
Leerdoel
Je weet wat de persoonvorm is.
Je kunt de persoonsvorm goed spellen in de tegenwoordige tijd.
Controle lesdoel
Vul de juiste vorm in: Straks gebeur/gebeurt/gebeurd/gebeurdt er iets vreselijks.
Opdracht
Nakijken opdracht 4-9 (blz 148-149).
Slide 8 - Slide
Taalverzorging H4.2: Meervoud op -en
Leerdoel
Je kunt meervouden op -en goed spellen.
Opdracht
Maak de startopdracht (blz 150).
Slide 9 - Slide
Taalverzorging H4.2: Meervoud op -en
Leerdoel
Je kunt meervouden op -en goed spellen.
Uitleg
Meervoud maken door er -en achter te plaatsen. Bijvoorbeeld: vrouw > vrouwen.