This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Begrijp ik wat ik lees?
Slide 1 - Slide
Waarom is begrijpend Lezen belangrijk?
Slide 2 - Open question
Wat verwacht ik van Maatwerk Begrijpend Lezen?
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Video
Wat is Orienterend lezen?
A
Je kijkt snel of de tekst bruikbaar is
B
Je kijkt snel wat de hoofdzaken zijn
C
Je leest de tekst helemaal
D
Je wilt de belangrijkste informatie onthouden
Slide 5 - Quiz
Wat is globaal lezen?
A
Je kijkt snel naar de eerste en laatste alinea
B
op zoek naar bruikbare informatie
C
Je kijkt snel of de tekst bruikbaar is
D
Je bestudeert de tekst helemaal
Slide 6 - Quiz
Wat is intensief lezen?
A
Je leest de tekst helemaal- je wilt de tekst begrijpen
B
Je leest alleen de titel en de tussenkopjes
C
Je zoekt de antwoorden in de tekst
D
Je kijkt of de tekst bruikbaar is
Slide 7 - Quiz
Wat hoort niet bij intensief lezen?
A
Je kijkt goed naar signaal woorden
B
Je leest alleen de 1e en laatste alinea
C
Je zoekt moeilijke woorden op
D
Je bepaalt het onderwerp van de tekst
Slide 8 - Quiz
We gaan oefenen
Slide 9 - Slide
Nederlands: Examen Lezen
Profiel: toetsen leren
Slide 10 - Slide
Terugblik vorige keer
Doel:
Examen Lezen - strategie intensief lezen
Profiel - maken van profiel opdrachten en studeren voor de toets
Slide 11 - Slide
Maatwerk Begrijpend Lezen 2
* Korte terugblik
* Samen kijken naar "ontbijten"
* Tweetallen- vragen beantwoorden van de tekst "ontbijten"
* Ben je snel klaar? Dan woordenschat opdracht
* Tekst "Chip je kat"- opdracht 1
Slide 12 - Slide
Strategieen
Orienterend - Is deze tekst bruikbaar voor mijn doel?
Globaal - Weet je al een beetje waar de test over gaat?
De tekst bekijken - titel, plaatje, tussenkopjes- 1e alinea en de laatste alinea
Intensief - begrijpen! helemaal lezen- onderwerp van de tekst- wat wil de schrijver?- signaalwoorden- moeilijke woorden- verbanden (opsomming- reden- oorzaak)
Studerend - snappen wat ik lees, informatie onthouden, wat moet weten op de toets- jezelf vragen stellen
Slide 13 - Slide
Tekst Ontbijten
Opdracht 1
Voorspellen- Waar denk je dat het over gaat?
Voorkennis? Wat weet je al over het onderwerp?
In tweetallen
Intensief Lezen? Beantwoord de sleutelvragen
Slide 14 - Slide
Tekst Ontbijten
Opdracht 3
Intensief lezen-
welke stukje tekst heb je nodig om de vraag te beantwoorden?
Lees dat stukje nog een keer.
Slide 15 - Slide
Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden
Slide 16 - Slide
Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.
Slide 17 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: .... er verkiezingen komen, maken de politieke partijen een verkiezingsprogramma.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want
Slide 18 - Quiz
Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens
Slide 19 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens
Slide 20 - Quiz
Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan
Slide 21 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor
Slide 22 - Quiz
Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van
Slide 23 - Slide
Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals
Slide 24 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Iedere partij heeft een eigen standpunt t.o.v. het onderwijs .... de leraren moeten meer salaris krijgen.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals
Slide 25 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: De PvdA is .... de SP een linkse partij.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 26 - Quiz
Welk signaalwoord past in de zin: De partijen voeren campagne,..... ze de kiezers proberen over te halen om op hun te stemmen.
A
waarmee
B
doordat
C
tenzij
D
vandaar dat
Slide 27 - Quiz
Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)
Slide 28 - Slide
Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,
Slide 29 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers
Slide 30 - Quiz
Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat
Slide 31 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: ... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want
Slide 32 - Quiz
Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat
Slide 33 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin: ..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.