Les 13 bijvoeglijk naamwoord

Nederlands
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord
A
Gebraden
B
Eitje
C
Gekookte
D
Giraffe

Slide 2 - Quiz

Nakijken 
opdracht 4 t/m 9 op blz. 51 en 52

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • het correct noteren van een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 4 - Slide

Les 2
Taalverzorging les 13
Bijvoeglijk naamwoord (blz. 54-55)

       Start met het lezen van de theorie op bladzijde 54. 

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm: 
mooi → mooie; slim → slimme; groot → grote.

Je zegt: 
Dat is een mooie jas, maar ook: Die jas van jou vind ik erg mooi.

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord krijgt een -e bij:
• (woorden die slaan op) de-woorden;
       o De jonge docent is erg populair.
       o Een jonge docent is erg populair.
• het-woorden als het bepaalde lidwoord of een bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord voorafgaat.
        o Het/dat opvallende affiche trekt de aandacht.
        o Maar: Een opvallend affiche trekt aandacht.
De-woorden               Het-woorden 
De nieuwe auto         Het nieuwe huis
Een nieuwe auto       Een nieuw huis

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden – voltooid deelwoord
  • Voltooide deelwoorden op -en: gelopen, verdronken, gesneden.
  • Het voltooid deelwoord eindigt op –en, dus het bijvoeglijk naamwoord ook.
- de gelopen race
- het verdronken schaap
- het gesneden brood

Slide 9 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden – voltooid deelwoord
  • Voltooid deelwoord op -d of -t: gered, gewit.
  • Als je ze bijvoeglijk gebruikt, komt er een -e achter.
  • Je schrijft het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
- de gehate dictator 

  • Het bijvoeglijk naamwoord krijgt wel een dubbel t of d wanneer dat voor de uitspraak nodig is.
- het geredde paard 
- het gewitte plafond 


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 4 en opdracht 6 op blz. 54 en 55

Slide 12 - Slide

Wat zijn stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
A
Nylon
B
Rode
C
Stalen
D
Plastic

Slide 13 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste plek. 
Bijvoeglijke naamwoorden
Andere woorden
lief
kast
aardig
oud
blijven
de
ijzeren
vervelende
boek
gekookte
want
langste

Slide 14 - Drag question

Sleep alle woorden naar het juiste vak.
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
Dit is geen bijvoeglijk naamwoord.
huis
leuk
buurt
Rheeze
verbaasd
ronde
ramen
geverfde

Slide 15 - Drag question

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
gebakken
B
linnen
C
papieren
D
schone

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
voetbal
B
boomstam
C
roze
D
peren

Slide 17 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden?
A
lief, rood
B
knap, stil
C
oorlog, lawaai
D
wandelen, regenen

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
blonde
B
merrie
C
boosheid
D
wie

Slide 19 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een:
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Bepaald lidwoord
D
Onbepaald lidwoord

Slide 20 - Quiz

Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
riet
B
wol
C
goud
D
ovaal

Slide 21 - Quiz