18-3 A1

Welkom bij de les Nederlands!
  • Telefoons omgedraaid op tafel
  • Pak je spullen erbij
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij de les Nederlands!
  • Telefoons omgedraaid op tafel
  • Pak je spullen erbij

Slide 1 - Slide

Planning
  • Uitleg groepsopdracht uiteenzetting
  • Uitleg werkwoordstijden & meewerkend voorwerp 
  • Woordbingo
  • Tips toets Leesvaardigheid
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Uiteenzetting
  • Pak je module Spreekvaardigheid erbij --> De Nederlandse taal en spreekvaardigheid.


Lees in stilte de tekst onder Werkwijze. 3 minuten.


Wat is de bedoeling?


timer
3:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Doel

Na de uitleg herken je de voltooide tijd & onvoltooide tijd, de tegenwoordige en verleden tijd, en kun je er zelf zinnen mee maken.

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
1. Ik werk als een malle aan mijn huiswerk.
2. Ik heb als een malle aan mijn huiswerk gewerkt.

Slide 6 - Open question

Voltooid vs. onvoltooide tijd

Onvoltooide tijd: hij werkt.
Voltooide tijd: Hij heeft gewerkt. Hij is gegaan.

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
1. Ik heb als een malle aan mijn huiswerk gewerkt.
2. Ik had als een malle aan mijn huiswerk gewerkt.

Slide 8 - Open question

Voltooid vs. onvoltooide tijd
Tegenwoordige vs. verleden tijd
Onvoltooide tijd: hij werkt.
Voltooide tijd: Hij heeft gewerkt. Hij is gegaan.

Tegenwoordige vs. verleden tijd --> check PV!

Hij werkt. = onvoltooid tegenwoordige tijd.
Hij werkte. = onvoltooid verleden tijd.
Hij heeft gewerkt. = voltooid tegenwoordige tijd.
Hij had gewerkt. = voltooid verleden tijd.


Slide 9 - Slide

Doel
Aan het einde van de uitleg kun je het meewerkend voorwerp in een zin herkennen.

Slide 10 - Slide

Wat is het verschil tussen deze twee zinnen?
1. Piet geeft een cadeau.
2. Piet geeft een cadeau aan zijn vriend.

Slide 11 - Open question

Meewerkend voorwerp

Slide 12 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 13 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
de klant
C
de bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Wil jij je jas even aan de kapstok hangen?
A
jij
B
je jas
C
aan de kapstok
D
geen meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Peter schenkt zijn docent een kopje koffie in.
A
Peter
B
een kopje koffie
C
schenkt
D
zijn docent

Slide 16 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Vorige week zaterdag heeft het Isendoorn Open Huis gehad.
A
Vorige week zaterdag
B
het Isendoorn
C
Open Huis
D
Geen meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Het meewerkend voorwerp

Opdracht 4 --> c. Samen ontleden.

Schrijf mee!


Bovendien had hij hem de bloeddrukgegevens meegedeeld.

Slide 18 - Slide

Woordbingo!

Slide 19 - Slide

Woordbingo!
Na deze woordbingo heb je je kennis over woordbenoemen (taalkundig ontleden) weer opgefrist.

Slide 20 - Slide

             Woord
  • Je krijgt een bingo-blad.
  • De docent leest een tekst voor.
  • Hoor je een van de soorten woorden uit het taalkundig ontleden? Streep het woord door en schrijf het woordje erbij. 
  • Je hoort bijv. het woord 'boom'. Dat is een zelfstandig naamwoord. Streep een van de zelfstandig naamwoorden door en schrijf er 'boom' bij.
  • Heb je ze allemaal? Roep dan Bingo!

Je krijgt vooraf 2 minuten de tijd om aantekeningen te maken op het Bingo-blad.
timer
2:00

Slide 21 - Slide

Tips toets Leesvaardigheid
- Tekstdoel - tekstsoort - tekstvorm
- Opbouw tekst
- Signaalwoorden & tekstverbanden
- Betogende tekst
- Argumenten

Vergeet toetspapier niet!

Slide 22 - Slide

Aan de slag!

Grammatica:

H4: opdr. 1 t/m 6

Leesvaardigheid:

Oefentoets --> Antwoorden staan op Magister onder huiswerk woensdag 20 maart!

Schrijfvaardigheid/Spreekvaardigheid:

Uiteenzetting verbeteren & werken aan groepsopdracht.

Spelling:
werken aan H4

Leesdossier

Slide 23 - Slide

Schrijftoets toetsweek
  • Keuze tussen zakelijke brief en schoolkrantartikel.
  • Voorbereiden voor toets:

- Schrijftaak + feedback

- Theorie module Schrijfvaardigheid


Leren: wat hoort er in de schrijftaak? Tijdens toets krijg je alle info die je moet verwerken.


Slide 24 - Slide

Evaluatie
Schrijf op je post-it:
- Wat heb je geleerd?
- Wat vond je goed gaan?
- Wat kan beter?

Plak de post-it op de deur!

Slide 25 - Slide