Spelling hoofdstuk 1 (les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je schrift
  • klascode: RRXIL
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je schrift
  • klascode: RRXIL

Slide 1 - Slide

Planning
  • Vraagje
  • Tijden van het werkwoord
  • Werkmoment
  • Quiz woordsoorten
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Welke zin is goed en waarom?
A. Bekijk de plaatjes en beschrijf wat er gebeurd.


B. Bekijk de plaatjes en beschrijf wat er gebeurt.
timer
2:00

Slide 3 - Slide

Tijden van het werkwoord
Plaats 1
Plaats 2
Plaats 3
Plaats 4

o.t.t.t. betekent: 
o.v.-.t. betekent: 
onvoltooid/voltooid
tegenwoordig/verleden
toekomend/ niet
tijd

Slide 4 - Slide

De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.

Hij (fietsen)               o.t.t.
Plek 1: o dus onvoltooid (dus geen hebben/zijn/voltooid deelw)
Plek 2: t dus tegenwoordige tijd (nu)
Plek 3: - dus geen vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd

Slide 5 - Slide

De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.

Hij (fietsen)   fietst.            o.t.t.
Plek 1: o dus onvoltooid (dus geen hebben/zijn/voltooid deelw)
Plek 2: t dus tegenwoordige tijd (nu)
Plek 3: - dus geen vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd

Slide 6 - Slide

De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.

Zij (wandelen)               o.v.t.t.
Plek 1: o dus onvoltooid (dus geen hebben/zijn/voltooid deelw)
Plek 2: v dus verleden tijd (gisteren)
Plek 3: t dus een vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd

Slide 7 - Slide

De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.

Zij zouden wandelen.               o.v.t.t.
Plek 1: o dus onvoltooid (dus geen hebben/zijn/voltooid deelw)
Plek 2: v dus verleden tijd (gisteren)
Plek 3: t dus een vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd

Slide 8 - Slide

De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.

Marieke (bellen)               v.v.t.t.
Plek 1: v dus voltooid (dus hebben/zijn/voltooid deelwoord)
Plek 2: v dus verleden tijd (gisteren)
Plek 3: t dus een vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd

Slide 9 - Slide

De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.

Marieke zou hebben gebeld.               v.v.t.t.
Plek 1: v dus voltooid (dus hebben/zijn/voltooid deelwoord)
Plek 2: v dus verleden tijd (gisteren)
Plek 3: t dus een vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd

Slide 10 - Slide

Werkmoment
  • Maak van 1.9 Spelling opdrachten 11 en 12.

Klaar? 

  • Kijk welke versterk jezelf oefeningen de digitale methode aangeeft bij 1.7, 1.8 en 1.9. Maak deze!
  • Kijk een vorige LessonUp terug voor een uitlegfilmpje.
  • Ga de test jezelf opdrachten maken bij de paragrafen van de toets. Dus: 1.5, 1.7, 1.8 en 1.9.
10.25 quiz

Slide 11 - Slide




Om 10.25 uur doen we de quiz via Kahoot!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Afsluiting
  • Huiswerk volgende les staat in Magister.
  • Maandag is een herhaalles / test jezelf les.

Slide 14 - Slide