Cursus 5 Grammatica Par 4 Onderwerp

Grammatica: Onderwerp (zinsdeel)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica: Onderwerp (zinsdeel)

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je leert het onderwerp van een zin vinden. 

Slide 2 - Slide

Het onderwerp
Bijna elke zin heeft een onderwerp.
Het onderwerp korten we af met O, OW of OND.

Slide 3 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp en de persoonsvorm (PV) horen altijd bij elkaar. Ze moeten allebei samen enkelvoud of allebei samen meervoud zijn. 

Slide 4 - Slide

allebei enkelvoud / allebei meervoud
allebei enkelvoud: Het kind gaat slapen.
allebei meervoud: De kinderen gaan slapen. 

Slide 5 - Slide

Onderwerp vinden
Zo vind je het onderwerp:
1. Eerst zoek je de persoonsvorm (PV).
2. Daarna stel je de volgende vraag: WIE of WAT + PV?
Het antwoord op die vraag is het onderwerp. 

Slide 6 - Slide

Onderwerp vinden
Voorbeeld:
Isa loopt naar het wokrestaurant. 
1. PV zoeken via tijdproef: Isa liep naar het wokrestaurant. 
PV = loopt

Het antwoord op die vraag is het onderwerp. 

Slide 7 - Slide

Onderwerp vinden
Voorbeeld:
Isa loopt naar het wokrestaurant. 
2. Je stelt de vraag: WIE of WAT + PV?
Dus: WIE/WAT loopt?
Isa loopt? ISA is het onderwerp.

Slide 8 - Slide

Wat is het onderwerp?
Vuur creëert brand in het bos.
A
Bosbrand
B
Bos
C
Brand
D
Vuur

Slide 9 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Het lieveheersbeestje staat voor de stichting TegenZinloosGeweld.
A
Het lieveheersbeestje
B
De stichting TegenZinloosGeweld
C
De dood van Meindert Tjoelker
D
KidsTegenGeweld

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 11 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.


A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?
The Voice of Holland is een kijkcijferhit bij mediabedrijf Talpa.
A
is
B
kijkcijferhit
C
mediabedrijf Talpa
D
The Voice of Holland

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Voeding voor baby's is zeer gevarieerd.
A
Baby's
B
Voeding voor baby's
C
zeer
D
Voeding

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?
A
dit
B
hebben
C
wij
D
nodig

Slide 15 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 16 - Quiz

Jij leert het onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp in bovenstaande zin?
A
Jij
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 17 - Quiz

Het onderwerp vind ik door te vragen:
wie of wat + .........?

Slide 18 - Open question

Hoe kan je het onderwerp in een zin vinden?

Slide 19 - Open question

Maken
Digitaal lesboek
Maak opdracht 1-2-3-4-5-6-7
Snel klaar? Maak dan ook de extra opdrachten 

Slide 20 - Slide

Leren voor de toets
- Je weet hoe je het onderwerp in een zin weet te vinden (vraag: wie of wat + PV?)
- Je kan het zinsdeel 'het onderwerp' in een korte zin vinden.
- Je weet dat de persoon en het onderwerp bij elkaar horen. Samen zijn ze enkelvoud of meervoud. 

Slide 21 - Slide