VWO 4 Voortplanting hoofdstuk 4

Voortplanting H4
  • Ovulatie: eicel komt uit eierstok in eileider terecht
  • Bevruchting: versmelten van eicel en zaadcel in eileider
    -> Zona pellucida wordt ondoordringbaar bevruchtingsmembraan
  • Bevruchte eicel: zygote
  • Klievingsdeling: geen
    plasmagroei  
  • Innesteling: in baarmoeder-
    slijmvlies (na 5 dagen)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Voortplanting H4
  • Ovulatie: eicel komt uit eierstok in eileider terecht
  • Bevruchting: versmelten van eicel en zaadcel in eileider
    -> Zona pellucida wordt ondoordringbaar bevruchtingsmembraan
  • Bevruchte eicel: zygote
  • Klievingsdeling: geen
    plasmagroei  
  • Innesteling: in baarmoeder-
    slijmvlies (na 5 dagen)

Slide 1 - Slide

Waar vinden de klievingsdelingen plaats?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 2 - Quiz

Waar vindt de bevruchting plaats?

Slide 3 - Open question

Embryonale ontwikkeling
  • Blastula: blaasje waaruit embryo bestaat
  • Embryoblast: klompje cellen in blastula holte
  • Trofoblast: buitenste laag van cellen vormt deel placenta -> HCG maken
  • Kiemschijf: cellen groeien uit tot kind
    -> dooierblaasje (blastocyste): eerste bloedcellen vormen (later lever/beenmerg)
    -> amnionholte: vult zich met vruchtwater
  • Vruchtvliezen: amnion en chorion


Slide 4 - Slide

Waaruit bestaat de amnionholte uiteindelijk?
A
Navelstreng
B
Embryo
C
Vruchtvliezen
D
Vruchtwater

Slide 5 - Quiz

Hoeveel dagen na de bevruchting vindt innesteling in het baarmoederslijmvlies plaats? Noteer alleen het getal.

Slide 6 - Open question

Waaruit ontstaat de placenta?
A
Trofoblast
B
Embryoblast
C
Kiemschijf
D
Blastocyste

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je het klompje cellen vanaf 3 maanden?
A
Zygote
B
Embryo
C
Foetus
D
Baby

Slide 8 - Quiz

SRY-gen (jongen XY)
Ligt op het Y-chromosoom.
Stimuleert vanaf de zesde week:
  • ontwikkeling testes
  • uitgroeien van gangen van Wolff tot zaadleiders
  • uitgroeien van genitale knop tot eikel
  • genitale groeve wordt balzak
  • gangen van Müller worden afgebroken

Slide 9 - Slide

GEEN SRY-gen (meisje XX)
Vanaf de zesde week:
  • ontwikkeling eierstok
  • uitgroeien van gangen van Müller tot eileiders
  • uitgroeien van genitale knop tot clitoris
  • genitale groeve groeit uit tot schaamlippen
  • gangen van Wolff worden afgebroken

Slide 10 - Slide

Wat ontstaat er NIET uit de genitale groeve?
A
Schaamlippen
B
Balzak
C
Eierstok
D
Clitoris

Slide 11 - Quiz

Onderdelen man en vrouw

Slide 12 - Slide

Waar komen zaadcellen NIET?
Meerdere antwoorden mogelijk!
A
Zaadblaasje
B
Prostaat
C
Urinebuis man
D
Eierstok

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste volgorde waarin zaadcellen zich verplaatsen tijdens de ejaculatie?
A
Teelbal-bijbal-zaadblaasje-urinebuis
B
Teelbal-zaadleider-zwellichaam-urinebuis
C
Teelbal-bijbal-prostaat-urinebuis
D
Teelbal-bijbal-zaadleider-urinebuis

Slide 14 - Quiz

Waar vindt de bevruchting plaats?

Slide 15 - Open question

Na de bevruchting gaat de cel delen: mitose!
Voorafgaand aan de mitose: 
Interfase -> G1-fase, S-fase en G2-fase
Mitose: 
  • Spiraliseren DNA: zichtbaar worden
    chromosomen (karyogram)
  • Zusterchromatiden zitten met centromeer
    aan elkaar vast
  • Chromatiden liggen op equatoriaal vlak: metafase
  • Spoelfiguur trekt chromatiden uit elkaar met trekdraden

Slide 16 - Slide

Wat is GEEN functie van mitose?
A
Groeien
B
Herstel weefsel
C
Geslachtscellen maken
D
Gewone lichaamscellen maken

Slide 17 - Quiz

Geslachtscellen maken: meiose!
  • Gameten zijn haploïd: van elk chromosoom óf
    chromatide van moeder (geel) óf chromatide van
    vader (blauw) in de geslachtscel (n) 
  • Gameten zijn uniek: elke geslachtscel heeft ander DNA

  • Bevruchte eicel is diploïd: elk chromosoom
    is in tweevoud (homologe chromosomen) aanwezig (2n)
  • Gewone lichaamscellen zijn diploïd: allemaal identiek DNA

  • n= aantal chromosomen= 23 in geslachtscellen
  • 2n= 46 in gewone lichaamscellen

Slide 18 - Slide

Welke cellen bevatten 46 chromosomen (2n)?
A
Eicel
B
Spiercel
C
Huidcel
D
Zaadcel

Slide 19 - Quiz

Een stuifmeelkorrel van een appelboom bevat 16 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat een bladcel van deze appelboom?
A
16
B
32
C
8
D
46

Slide 20 - Quiz

Meiose: reductiedeling
Voorafgaand aan de meiose: 
Interfase -> G1-fase, S-fase en G2-fase
Meiose 1: 
  • Chromosomen liggen in paren tegenover
    elkaar op het equatoriaal vlak
  • Crossing over: uitwisseling DNA
Meiose 2:
  • Zelfde als mitose
  • Elke geslachtscel bevat 23 chromosomen (n)

Slide 21 - Slide

Oögenese en spermatogenese
  • In de eierstokken ontstaan door
    mitose kiemcellen: oögonia.
  • Uit 1 oögonium ontstaat door meiose
    1 eicel en 3 poollichaampjes.
  • In de teelballen ontstaan door
    mitose spermatogonia.
  • Uit 1 spermatogonium onstaan door
    meiose 4 spermacellen.

Slide 22 - Slide

Door meiose ontstaan geslachtscellen, maar waardoor bevat elke geslachtscel ander DNA?
Noteer je antwoord in 1 woord.

Slide 23 - Open question

Hormonale regeling vrouw
Menstruatiecyclus:
  1. Hypothalamus maakt GnRH
  2. Hypofyse maakt FSH en LH
  3. FSH activeert eierstokken rijpen follikels
  4. Rijpende eicelen maken oestrogeen
  5. Oestrogeen zorgt voor groei baarmoederslijmvlies
  6. LH zorgt voor de eisprong: ovulatie
  7. Gele lichaam maakt progesteron
  8. Progesteron zorgt voor groei baarmoederslijmvlies
  9. Geen bevruchting? Geel lichaam verschrompelt en baarmoederslijmvlies wordt afgestoten
  10. Menstruatie: cyclus begint weer opnieuw. Dag 1  van menstruatiecyclus is start menstruatie.

Slide 24 - Slide

Welk hormoon zorgt voor de eisprong?
A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 25 - Quiz

Welk hormoon wordt gemaakt door de rijpende follikels?
A
FSH
B
LH
C
Oestrogeen
D
Progesteron

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van progesteron?
A
Rijpen follikels
B
Eisprong
C
Groei baarmoederslijmvlies
D
Instant houden gele lichaam

Slide 27 - Quiz

Bevruchting!
Zwangerschap:
  1. Klievingsdelingen: klompje cellen deelt, maar wordt niet groter.
  2. Klompje cellen nestelt zich in baarmoederslijmvlies
  3. Buitenste laag cellen (trofoblast) maakt HCG -> zwangerschapstest
  4. Gele lichaam (progesteron productie) blijft intact door HCG
  5. Progesteron zorgt voor intact houden baarmoederslijmvlies
  6. remmen FSH en LH -> geen nieuwe rijping follikels
  7. In de 3e maand neemt de placenta de productie van progesteron en oestrogeen over.
  8. Na 3 maanden zijn alle organen aangemaakt en is het hartje te horen
  9. Vanaf 7 maanden draait embryo met hoofd naar beneden -> indalen
  10. Na ongeveer 9 maanden zorgen prostaglandinen en oxytocine voor ontsluitingsweeën die overgaan in persweeën
  11. Naweeën zorgen voor nageboorte (placenta/resten vruchtvliezen/navelstreng) (moederkoek)
  12. Hypofyse maakt prolactine (aanmaak melk) en oxytocine (samentrekken melkklieren voor melkafgifte)


Slide 28 - Slide

Welk hormoon wordt gemaakt door de trofoblast?
A
Oestrogeen
B
Progesteron
C
HCG
D
Testosteron

Slide 29 - Quiz

Na hoeveel maanden heeft de foetus alle organen?
A
3
B
6
C
9
D
12

Slide 30 - Quiz

Welke hormonen zijn nodig voor de activatie van weeën?
A
Testosteron
B
Prostaglandinen
C
Oxytocine
D
Prolactine

Slide 31 - Quiz

Hormonale regeling man
  1. Hypothalamus maakt GnRH
  2. Hypofyse maakt FSH en LH
  3. FSH stimuleert productie zaadcellen in zaadbuisjes van zaadballen
  4. LH stimuleert vorming van testosteron door
    cellen van Leydig
  5. Testosteron stimuleert de zaadcelproductie en
    secundaire geslachtskenmerken

Slide 32 - Slide

Welk hormoon stimuleert de vorming van testosteron door
de cellen van Leydig?
A
GnRH
B
FSH
C
LH
D
Testosteron

Slide 33 - Quiz

Negatieve terugkoppeling hormonale regeling
Testosteron, oestrogeen en progesteron remmen de vorming van:
GnRH (hypothalamus), FSH (hypofyse) en LH (hypofyse).
  • Geen overproductie testosteron bij mannen.
  • Geen rijping van follikels en eisprong bij vrouwen.
  • Controle :-)


Slide 34 - Slide

Wat moet je voor de toets leren?
A
Heel hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4.
B
Heel hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1, 4.2 en 4.3.
C
Alleen hoofdstuk 3.
D
Alleen hoofdstuk 4.

Slide 35 - Quiz

Ik snapte deze uitleg!
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll