Administratie hoofdstuk 9

1. Wat wordt verstaan onder administratieve organisatie?
1 / 42
next
Slide 1: Open question
BedrijfsadministratieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1. Wat wordt verstaan onder administratieve organisatie?

Slide 1 - Open question

2. Uit welke onderdelen bestaat de administratieve organisatie?

Slide 2 - Open question

3. In dienstverlenende ondernemingen is de administratieve organisatie anders geregeld dan in handelsondernemingen. Leg uit waarom dat is.

Slide 3 - Open question

4. Hoe wordt de controle binnen de organisatie door afdelingen/functionarissen genoemd?

Slide 4 - Open question

5. Wat is het verschil tussen preventieve interne controle en repressieve interne controle?

Slide 5 - Open question

6. Noem 3 voorbeelden van repressieve interne controle en leg uit wat ermee wordt bedoeld.

Slide 6 - Open question

7. Wat is voortgangscontrole?

Slide 7 - Open question

8. Wat is het verschil tussen formele en materiële controle?

Slide 8 - Open question

9. Een goede interne controle in bedrijven kan veel problemen voorkomen. Wat is interne controle?

Slide 9 - Open question

11. Geef een voorbeeld van afloopcontrole.

Slide 10 - Open question

12. Wat is cijferbeoordeling? Geef een voorbeeld.

Slide 11 - Open question

13. Wat houdt de saldobiljettenmethode in?

Slide 12 - Open question

14. Aannemersbedrijf Bouwgoed heeft een aantal maatregelen getroffen om te voorkomen dat werknemers frauderen of grote fouten maken. Is dit een vorm van preventieve of repressieve controle?

Slide 13 - Open question

15. Aan het einde van het jaar controleert de accountant of de door een bedrijf opgegeven banksaldi kloppen. Hij vraagt daarvoor kopieën van de laatste bankafschriften. Hoe heet deze wijze van controleren?

Slide 14 - Open question

16. Wat is normcontrole? Geef daarvan een voorbeeld voor een aannemersbedrijf.

Slide 15 - Open question

17. Wat is bevoegdheidscontrole?

Slide 16 - Open question

18. Op de balans van een onderneming staat een bedrag op de rekening Kruisposten pinbetalingen. De accountant kan de juistheid van het bedrag controleren via:
A
Aanwezigheidscontrole
B
Afloopcontrole
C
Controle door opgave van derden
D
Normcontrole

Slide 17 - Quiz

19. Stelling 1: Controle of het werkelijke kassaldo gelijk is aan het bedrag volgens het grootboek is een voorbeeld van ontstaanscontrole.
Stelling 2: Formele controle is controle door een accountant
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist en Stelling 2 is onjuist
D
Stelling 1 is onjuist en Stelling 2 is juist

Slide 18 - Quiz

20. Waarom wordt functiescheiding ook wel controletechnische functiescheiding genoemd?

Slide 19 - Open question

21. Wat wordt verstaan onder controletechnische functiescheiding?

Slide 20 - Open question

22. Welke functies worden in een handelsonderneming onderscheiden?

Slide 21 - Open question

23. Wat is het gevaar van functievermening?

Slide 22 - Open question

24. Ondernemingen besteden vaak veel aandacht aan het voorkomen van fouten en fraude. Een goede functiescheiding is daarbij noodzakelijk. Wat is functiescheiding?

Slide 23 - Open question

25. Tot welke functies behoren de volgende activiteiten?
A. Het op de computer verwerken van de inkoopfacturen
B. Het beslissen dat een afnemer een kwantumkorting krijgt van 20%
C. Het beheren van kopieerpapier, enveloppen en schrijfmaterialen

Slide 24 - Open question

26. Vaak lastig te bestrijden is samenspanning. Wat is samenspanning?

Slide 25 - Open question

27. Noem 2 maatregelen om samenspanning zo veel mogelijk tegen te gaan.

Slide 26 - Open question

28. In een bedrijf zorgt de magazijnbeheerder voor de ontvangst van gekochte goederen en de afgifte van verkochte goederen. Bovendien is hij verantwoordelijk voor de jaarlijkse inventarisatie van de voorraad. Leg uit waarom dit niet verstandig is.

Slide 27 - Open question

29. Hoe heet de functie van een magazijnbeheerder?
A
Beschikkende functie
B
Bewarende functie
C
Registrerende functie
D
Uitvoerende functie

Slide 28 - Quiz

30. In de handelsonderneming Ruinen te Assen heeft men een aantal maatregelen genomen om debiteuren aan te sporen eerder te betalen. Voor elke debiteur is een kredietlimiet ingesteld en facturen worden verhoogd met een kredietbeperkingstoeslag.
Wat is een kredietlimiet?

Slide 29 - Open question

30b. Wat is een kredietbeperkingstoeslag?

Slide 30 - Open question

31. Een mogelijkheid van financiering is factoring. Wat is factoring?

Slide 31 - Open question

32. Noem 2 taken die een factoorsbedrijf voor een onderneming kan verrichten.

Slide 32 - Open question

33. Grotere ondernemingen maken voor de administratieve verwerking van bedrijfsgegevens vaak gebruik van een ERP-systeem. Wat is dat?

Slide 33 - Open question

33b. Noem een voordeel van een ERP systeem.

Slide 34 - Open question

33c. Noem een nadeel van een ERP-systeem.

Slide 35 - Open question

34. Waarom is een ERP-systeem minder geschikt voor kleine ondernemingen?

Slide 36 - Open question

35. Waarom is overleg met alle betrokken van groot belang alvorens een ERP-systeem wordt ingevoerd?

Slide 37 - Open question

36. Wat is het doel van Wwft?

Slide 38 - Open question

37. Wanneer is sprake van een ongebruikelijke transactie?

Slide 39 - Open question

38. Op welke beroepsgroepen is de Wwft van toepassing en waarom juist deze beroepsgroepen?

Slide 40 - Open question

39. Wat moet een advocaat doen als hij een ongebruikelijke transactie vermoedt?

Slide 41 - Open question

40. Wat houdt cliëntenonderzoek in?

Slide 42 - Open question