B2 voorbereiding examen

Spreken op B2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spreken op B2

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

B2 voorbereiding examen (1)
Inhoud van het examen:
  • Het examen is digitaal en bestaat uit drie onderdelen:

1. Vier opdrachten. Hier geef je een kort antwoord of 
maximaal twee zinnen.
Tijd: maximaal twintig seconden
Bedenktijd;  vijf seconden per opdracht.

2. Acht opdrachten. Hier geef je een langer antwoord.
Tijd: maximaal dertig seconden.
Bedenktijd: vijftien seconden per opdracht. 



3. Eén opdracht, een spreekbeurt.
Tijd: twee minuten.
Bedenktijd: twee minuten. 

Belangrijk bij opdracht 1 en 2: als je denkt dat je 
klaar bent hoef je niet de hele tijd vol te praten;-)!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

B2 voorbereiding examen (2)
Spreken op B2-niveau betekent:
  • Je kunt actief deelnemen aan een gesprek met moedertaalsprekers.
  • Je kunt een bijdrage leveren aan dat gesprek.
  • Je kunt actief meedoen aan een discussie en je standpunt(en) uitleggen of ondersteunen.
  • Je kunt een duidelijke, gedetailleerde beschrijving geven van een breed scala aan onderwerpen, een standpunt toelichten en de voor- en nadelen van diverse opties beschrijven. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

B2 Belangrijk om te weten!
Spreken op B2-niveau betekent:
  • Dat iedere zin een persoonsvorm en een onderwerp heeft!
  • Dat je mag aarzelen of haperen, zolang het maar niet te vaak gebeurt. 
  • Dat je zinnen niet heel lang hoeven te zijn als het antwoord maar gegeven wordt!
  • Dat je zinnen niet moeilijk hoeven te zijn, als het antwoord maar duidelijk is!
  • Dat je rustig spreekt, dat geeft je de tijd om na te denken wat je zegt.
  • Dat je een uitgebreide woordenschat hebt (met een redelijk tot grote woordenschat scoor je de meeste punten) bij de onderwerpen:  gezondheid, studie, werk, verkeer, transport, kleding, huishouden, uiterlijk, emoties, grafieken en tabellen. Een VERKEERDE of BEPERKTE woordkeus levert maximaal 1 punt op. 





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Fouten maken (1) 
(Enkele) kleine fouten (categorie 1) die je mag maken zijn:
  • Lidwoorden en woorden die daaruit voortvloeien bijv, een smal straat en een brede bed. Het is de straat en het bed, Er stonden vroeger de bomen in onze straat. Let op! Je kunt beter een lidwoord gebruiken ook al is het fout. GEEN lidwoord gebruiken is sowieso fout!
  • Fouten in enkelvoud en meervoud en in verkleinwoorden, bijv. ik heb twee appel gekocht en boomtje ipv boompje. 






Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Fouten maken (2)? 
Grotere fouten waarvoor je geen of minder punten krijgt (categorie 2):
  • Onjuist gebruik van plaats en de vorm van werkwoorden! bijv. Je kunt op de website van het ROC kijken als je hebt vragen. 
  • Woordvolgorde in zinnen. 
  • Onjuist gebruik van scheidbare werkwoorden bijv. mijn kinderen thuisblijven want er is vakantie. 
  • Onjuiste toepassing of geen gebruik van inversie, verkeerd gekozen volt. deelwoord, fouten in vergrotende en overtreffende trap (lief, liever (dan), het liefst) en het weglaten van 'het' als onderwerp bijv. Ik heb een mooi boek gekocht en het was heel duur. 



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tips:-) 
  • Zou. Als er in het examen een vraag wordt gesteld met 'zou'. geef dan in je antwoord ook een zin met 'zou', bijv. Wat zou je willen doen met een miljoen? Ik zou..... 
  • Let er in elke zin weer op dat je de juiste vorm van het werkwoord gebruikt dat past bij het onderwerp.
  • Juiste persoonsvorm in zinnen met 'de kosten' en percentages: bijv. De kosten zijn hoog, het percentage of 60% is.
  • Gebruik van hebben en zijn: 
Met richting? ZIJN: We zijn naar het centrum gefietst.
Zonder richting? HEBBEN: We hebben in het centrum gefietst. 
Twijfel je? Gebruik dan als het kan de verleden tijd, dan zit je altijd goed;-)
  • Vind je de woordvolgorde in een bijzin moeilijk? Gebruik dan vooral combinaties van hoofdzinnen (je gebruikt dan de voegwoorden: en, maar, want, dus en of, waarna er altijd een hoofdzin volgt)
  • Gebruik altijd 'u' als je iemand met meneer of mevrouw aanspreekt en voor personen die je niet kent.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Schrijven op B2

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

B2 schrijven: de zinnen (1)
Je kunt maximaal 53 punten krijgen! Je hebt minimaal 29 punten nodig voor B2.

Algemeen model voor opdracht 1 tot en met 7 (zinnen)
0 punten voor adequaatheid: geen verdere beoordeling van die opdracht. 
  • Adequaatheid/begrijpelijkheid (0 of 1 punt)
  • Grammaticale correctheid (0 of 1 punt)
Algemeen: Fouten tegen het woordgeslacht en fouten die daaruit voortvloeien, mogen voorkomen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

B2 schrijven: middellange tekst (2)
Algemeen model voor opdracht 8 (tekst)
  • Adequaatheid/begrijpelijkheid (0, 1, 2 of 3 punten)
0 punten voor adequaatheid: geen verdere beoordeling van die opdracht. 
  • Grammaticale correctheid (0, 1 (enkele) of 2 (nauwelijks/geen) punten)
  • Spelling (0 (veel) of 1 (nauwelijks/geen) punt)
  • Samenhang (0 (geen samenhang) of 1 punt)
  • Woordgebruik (0 of 1 punt)
  • Opbouw (0 (geen logische opbouw) of 1 punt)

Slide 10 - Slide

1 punt met moeite herkenbaar als de uitwerking van de tekst. 
2 punten acceptabel
3 is meer dan de opdrachten beschreven.

Samenhang:
1 = wel gebruik van voeg- en signaalwoorden, maar niet altijd goed.

Opbouw:
1 = enigszins logische opbouw
2 = logische opbouw
2 = gebruik van voeg- en signaalwoorden en deze worden goed gebruikt.
B2 schrijven: lange tekst (3)
Algemeen model voor opdracht 9 en 10 (teksten)
  • Adequaatheid/begrijpelijkheid (0, 1, 2, 3, 4 of 5 punten) 
0 punten voor adequaatheid: geen verdere beoordeling van die opdracht. 
  • Grammaticale correctheid (0, 1 (enkele) of 2 (nauwelijks/geen) punten)
  • Spelling (0, 1 of 2 punten)
  • Samenhang (0, 1 of 2 punten)
  • Woordgebruik (0, 1 of 2 punten)
  • Opbouw (0, 1 of 2 punten)

Slide 11 - Slide

Begrijpelijkheid:
1 punt met moeite herkenbaar als de uitwerking van de tekst. 
3 punten bij een deel van de opdracht beschreven. 
5 is meer dan de opdrachten beschreven.

Samenhang:
1 = redelijke samenhang
2 = duidelijke samenhang

Woordgebruik:
1 = sluit enigszins aan
2 = sluit goed aan. 

Opbouw:
0 = geen
1= enigszins logische opbouw
2 = duidelijke opbouw
B2 schrijven: tips

Slide 12 - Slide

Begrijpelijkheid:
1 punt met moeite herkenbaar als de uitwerking van de tekst. 
3 punten bij een deel van de opdracht beschreven. 
5 is meer dan de opdrachten beschreven.

Samenhang:
1 = redelijke samenhang
2 = duidelijke samenhang

Woordgebruik:
1 = sluit enigszins aan
2 = sluit goed aan. 

Opbouw:
0 = geen
1= enigszins logische opbouw
2 = duidelijke opbouw