Grammatica: zinsbouw 1

Zinsbouw
Hoofdzinnen = 1-2-3-zinnen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsbouw
Hoofdzinnen = 1-2-3-zinnen

Slide 1 - Slide

Doelen
1)  Je kunt zinsdelen herkennen.
2)  Je kunt 1-2-3-zinnen maken.

Slide 2 - Slide

Wat is het werkwoord?
A
stoel
B
tafel
C
lopen
D
raam

Slide 3 - Quiz

Wat is géén werkwoord?
A
heb
B
mag
C
moet
D
hond

Slide 4 - Quiz

Doelen  1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Vragen
1) Wat is de persoonsvorm?
2) Wat is het onderwerp?
Voorbeeld

De leerling
leest
een leuk boek

Slide 5 - Slide

Doelen  1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Uitleg
Het onderwerp = 1,  de persoonsvorm = 2
een ander zinsdeel = 3
Voorbeeld

De leerling
leest
een leuk boek
1 (onderwerp)
2 (persoonsvorm)
3 (ander zinsdeel)
   (wat)

Slide 6 - Slide

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Voorbeelden

De leerling
doet
het boek
snel
in de tas.
1 (ond)
2 (pv)
3 (az) (wat)
3 (az) (hoe)
3 (az) (waar)
Het boek
zit
nu
in de tas.
1 (ond)
2 (pv)
3 (az) (wanneer)
3 (az) (waar)

Slide 7 - Slide

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Volgorde in een 1-2-3-zin



De andere zinsdelen kunnen ook
in een andere volgorde staan.




onderwerp
persoonsvorm
wanneer
hoe / met wie
waar
1
2
3
3
3

Slide 8 - Slide

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Opdracht
Maak 1-2-3-zinnen. 
Sleep de woorden naar de goede plaats.

Slide 9 - Slide

1 ond
2 pv
3 az
(waar)
de telefoon
in de tas
zit

Slide 10 - Drag question

1 ond
2 pv
3 az
(wat)
3 az
(waar)
de jongen
uit de tas
zijn telefoon
pakt

Slide 11 - Drag question

1 ond
2 pv
3 az
(wat)
3 az
(van wie)
hij
van zijn vriend
een berichtje
ziet

Slide 12 - Drag question

1 ond
2 pv
3 az
(hoe)
3 az
(wat)
3 az
(waar)
het berichtje
hij
op zijn telefoon
snel
leest

Slide 13 - Drag question

Doelen 1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt 1-2-3-zinnen maken.
Opdracht
Tel de zinsdelen.
Typ een getal.

Slide 14 - Slide

Tel de zinsdelen. Typ een getal.

De jongen stuurt een berichtje naar zijn vriend.

Slide 15 - Open question

Typ de zinsdelen. Typ ook de hoofdletter en de punt.
De jongen stuurt een berichtje naar zijn vriend.

Slide 16 - Open question

Opdracht
Ga in een kring staan.
We gaan samen een tekst maken.
Noem om de beurt een zinsdeel.

Slide 17 - Slide

Ik kan zinsdelen herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 18 - Quiz

Ik kan een 1-2-3-zin maken.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 19 - Quiz