Grammatica: zinsbouw 7

Zinsbouw
De hoofdzin met een
infinitief aan het eind.
1-2a-3-2b-zin, 3-2a-1-2b-zin
2a-1-3-2b-vraagzin, 3-2a-1-2b-vraagzin

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsbouw
De hoofdzin met een
infinitief aan het eind.
1-2a-3-2b-zin, 3-2a-1-2b-zin
2a-1-3-2b-vraagzin, 3-2a-1-2b-vraagzin

Slide 1 - Slide

Doelen
1)  Je kunt zinsdelen herkennen.
2)  Je kunt zinnen maken met een
      persoonsvorm en een infinitief
      aan het eind.

Slide 2 - Slide

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg zinsdelen
Een hoofdzin bestaat uit zinsdelen. 
Een zinsdeel is één woord of
een groep woorden die bij elkaar horen



Slide 3 - Slide

Doel: je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg
De persoonsvorm (pv) is een zinsdeel.
Het onderwerp (ond) is ook een zinsdeel.
In een hoofdzin staan de persoonsvorm
en het onderwerp altijd naast elkaar.
In een hoofdzin komt de persoonsvorm
bijna altijd op de tweede plaats.

Slide 4 - Slide

Doel: Je kunt zinsdelen herkennen.
Uitleg
Het onderwerp = 1
De persoonsvorm = 2a en de infinitief = 2b
Een ander zinsdeel = 3
Voorbeeld

Het meisje
gaat
haar thee
opdrinken
1 onderwerp
2a persoonsvorm
3 ander zinsdeel
(wat)
2b infinitief

Slide 5 - Slide

Doel: je kunt zinnen maken met een infinitief aan het eind.

Voorbeelden






Straks
gaat
de jongen
zijn huiswerk
maken.
3 az (tijd)
2a pv
1 ond
3 az (wat)
2b ww
De jongen
gaat
straks
zijn huiswerk
maken.
1 ond
2a pv
3 az (tijd)
3 az (wat)
2b ww

Slide 6 - Slide

Doel: je kunt zinnen maken met een infinitief aan het eind.

Voorbeelden






Wanneer
gaat
de jongen
zijn huiswerk
maken?
3 az (tijd)
2a pv
1 ond
3 az (wat)
2b ww
Gaat
de jongen
straks
zijn huiswerk
amaken?
2a pv
1 ond
3 az (tijd)
3 az (wat)
2b ww

Slide 7 - Slide

Doel: je kunt zinnen maken met een infinitief aan het eind.
Opdracht
Maak 1-2a-3-2b-zinnen en 3-2a-1-2b-zinnen. 
Maak 2a-1-3-2b-vraagzinnen en 3-2a-1-2b-vraagzinnen.
Sleep de woorden naar de goede plaats.

Slide 8 - Slide

1 ond
2a pv
3 az
tijd
2b ww
infinitief
wil
om 06.30 uur
opstaan
het meisje

Slide 9 - Drag question

3 az tijd
2a pv
1 ond
2b ww
infinitief
wil
om 6.30 uur
opstaan
het meisje

Slide 10 - Drag question

2a pv
1 ond
3 az wat
3 az
manier
2b ww
infinitief
heel precies
de leerling
nakijken
zijn huiswerk
wil

Slide 11 - Drag question

3 az manier
2a pv
1 ond
3 az
wat
2b ww
infinitief
zijn huiswerk
de leerling
nakijken
hoe
wil

Slide 12 - Drag question

Typ een korte zin met een infinitief aan het eind.

Slide 13 - Open question

Typ een korte vraagzin met een infinitief aan het eind.

Slide 14 - Open question

Vragen?
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt zinnen maken met een
     persoonsvorm en een infinitief aan het eind.

Heb je nog vragen?

Slide 15 - Slide

Terugkijken naar de doelen
1) Je kunt zinsdelen herkennen.
2) Je kunt zinnen en vraagzinnen maken met een
     persoonsvorm en een infinitief aan het eind.
Vraag
Wat is de volgorde in een zin en in een vraagzin met een infinitief aan het eind?
Denk hier in stilte over na (halve minuut).

Slide 16 - Slide

Ik kan zinsdelen herkennen.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 17 - Quiz

Ik kan zinnen maken met een infinitief aan het eind.
A
Ik heb nog hulp nodig.
B
Ik kan het goed.

Slide 18 - Quiz