Beeldspraak en samengestelde zinnen

Beeldspraak en samengestelde zinnen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Beeldspraak en samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

overswitchen

A
goede samenstelling
B
foute samenstelling

Slide 2 - Quiz

herrepareren
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

Van docenten Nederlands mag je verwachten dat ze een voorbeeldfunctie nemen. Contaminatie?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Een sterretje heet officieel een ‘asterisk’ en refereert vaak naar een voetnoot. Contaminatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Bij samentrekking laat je dubbele woorden uit een of meer deelzinnen (van een samengestelde zin) weg.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Het is bij samentrekking niet mogelijk om meer dan één woord weg te laten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

In het restaurant heeft mijn oom het dagmenu
besteld en het dagmenu
beviel hem erg goed.

A
Juiste samenstelling
B
Niet juiste samenstelling

Slide 8 - Quiz

Martes vader is al jarenlang een heel goede chirurg en nu genomineerd voor een belangrijke, medische prijs’.
A
Juiste samentrekking
B
Onjuiste samentrekking

Slide 9 - Quiz


Zijn bijbaantje verschaft hem veel plezier en verdient er goed mee.
A
Juiste samentrekking
B
Onjuiste samentrekking

Slide 10 - Quiz

Hij trainde jarenlang iedere winter op de ijsbaan en slaagde erin om schaatskampioen te worden.
A
Juiste samentrekking
B
Onjuiste samentrekking

Slide 11 - Quiz

Een zin met nevenschikking bevat alleen hoofdzinnen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Een samengestelde zin kan beginnen met een bijzin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Een zin met onderschikking kan uit alleen maar bijzinnen bestaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Als hij zeven is, hoort hij al stemmen in zijn hoofd en dat vertelt hij aan zijn moeder, die hem naar een psychiater stuurt.
A
2 deelzinnen
B
3 deelzinnen
C
4 deelzinnen
D
5 deelzinnen

Slide 15 - Quiz

De woorden 'omdat' en 'terwijl' zijn voorbeelden van onderschikkende voegwoorden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Een lijdendvoorwerpszin en een meewerkendvoorwerpszin kun je vervangen door één of twee woorden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Dat op de gevaarlijke kruising gisteren twee ongelukken gebeurden, staat morgen in de krant.
A
lijdendvoorwerpszin
B
onderwerpszin
C
meewerkendvoorwerp zin
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quiz

Na vier maanden kwam mijn vader erachter waar zijn trui lag.
A
lijdenvoorwerpszin
B
meewerkendvoorwerp zin
C
voorzetselvoorwerp
D
bijvoeglijke bijzin

Slide 19 - Quiz

Piet zei dat hij zaterdag naar Feijenoord zou gaan.
A
meewerkendvoorwerp
B
onderwerp
C
lijdend
D
voorzetsel

Slide 20 - Quiz

In de stad die nooit slaapt zijn veel winkels 24/7 open.
A
bijvoeglijke bijzin
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend
D
lijdend

Slide 21 - Quiz

Voor wie het nodig heeft, haal ik koffie.
A
bijvoeglijke bijzin
B
bijwoordelijke bijzin
C
voorzetselvoorwerpzin
D
meewerkendvoorwerp

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide