H4: grammatica (meewerkend voorwerp)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 2

- Herhalen zinsontleding

- Uitleg meewerkend voorwerp

- Huiswerk maken

Lesdoelen

Gram. H4:

Je weet dat een zin volgens een bepaald bouwplan is opgesteld.

Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:

- Werkwoordelijk gezegde

- Onderwerp

- Lijdend voorwerp

- Meewerkend voorwerp

Neem aantekeningen in je schrift als je de volgende begrippen niet meer weet.

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Dit zijn alle werkwoorden in de zin.

Voorbeeld: Wij hebben onze schoenen uitgedaan toen we het huis in liepen. 

Welke vraag stel je om het
onderwerp te vinden?

Antwoord:

Onderwerp vind je door:

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde? 

Welke vraag stel je om het
lijdend voorwerp te vinden?

Antwoord:

Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.
De directeur =

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
Mijn scooter =

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp

De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
De bestelling =

1. Onderwerp
2. Lijdend voorwerp

Maak de volgende opdrachten in je schrift:

Ontleed de volgende zin:

1. Daarvoor had ze 100 gram suiker nodig.

wwg =

ond =

lv = 

Ontleed de volgende zin:

2. Mijn moeder heeft een cheesecake gebakken.

wwg =

ond =

lv = 

Ontleed de volgende zin:

3. Bastiaan geeft Jantine een piano voor haar verjaardag.

wwg =

ond =

lv = 

Bastiaan | geeft         | Jantine | een piano | voor haar verjaardag.

Wie?         handeling  Aan wie?        Wat?           Waarvoor?

Bastiaan | geeft | Jantine | een piano | voor haar verjaardag.

Ond          Wwg    Aan wie?        Lv           Waarvoor?

Bastiaan | geeft | Jantine | een piano | voor haar verjaardag.

Ond         Wwg         MV             Lv           Waarvoor?

Bekijk dit filmpje goed!

Dit is de uitleg van het meewerkend voorwerp

Welke theorie over
het meewerkend voorwerp
heb je onthouden?

Meewerkend voorwerp (aantekening)

- Vraag: aan wie / voor wie?

- Alleen in de zin bij een lijdend voorwerp

- Kan met 'aan' of 'voor' beginnen

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.

1. De postbezorger
2. De klant
3. De bestelling
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De docent Nederlands gaf de leerling een negen voor zijn toets.

1. de docent
2. de leerling
3. voor zijn toets
4. Er is geen meewerkend voorwerp.

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Het mooiste schilderij van Rembrandt hangt aan de muur.

1. het mooiste schilderij van Rembrandt
2. van Rembrandt
3. aan de muur
4. Er is geen meewerkend voorwerp.

Huiswerk

Grammatica Hoofdstuk 4:

Maken opdracht  2 t/m 6