weet je hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spelt.
Pak je laptop er vast bij
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom 1VMB
: )
Vrijdag
Planning van dit uur en het volgende uur
Huiswerk bespreken
Uitleg spelling
Individueel werken
Stillezen
Aan het einde van deze les
weet je hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spelt.
Pak je laptop er vast bij
Slide 1 - Slide
Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 22 en 23 van 3.7 Grammatica en opdracht 1, 3 en 5 van 3.8 Spelling)
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie
Klaar
Hierna gaan we verder met de les
Slide 2 - Slide
Hij [vond/vont] dat een goed idee
A
vond
B
vont
Slide 3 - Quiz
Zij [beet/beed] hem in zijn hand.
A
beet
B
beed
Slide 4 - Quiz
Werkwoorden
1. sterk
- hebben hun eigen vorm in de verleden tijd (stoer en sterk)
- klinker verandert in de verleden tijd
- voltooid deelwoord eindigt meestal op -en
2. zwak of regelmatig
- worden altijd hetzelfde vervoegd als hééél veel andere werkwoorden (saaai en slap)
- eindigen op -de en -te in de verleden tijd
3. onregelmatig
dragen - droeg
spelen - speelde
zijn - was
Slide 5 - Slide
Sterke werkwoorden: hoe spel je ze?
Zoals je het hoort!
Persoonsvorm: zo kort mogelijk!
Twijfel je over een -d of een -t, maak dan de persoonsvorm langer (stond - stonden en niet stonten)
(Sterk werkwoord: de klank van het werkwoord verandert in de verleden tijd:
zien - ik zag - wij zagen)
Slide 6 - Slide
Wat is het meervoud van giraffe?
A
giraffe's
B
giraffes
Slide 7 - Quiz
Wat is het meervoud van café?
A
café's
B
cafés
Slide 8 - Quiz
Wat is het meervoud van baby?
A
baby's
B
babys
C
babies
Slide 9 - Quiz
Wat is het meervoud van display?
A
display's
B
displays
Slide 10 - Quiz
Wat is het meervoud van paraplu?
A
paraplu's
B
paraplus
Slide 11 - Quiz
Wat is het meervoud van etui?
A
etui's
B
etuis
Slide 12 - Quiz
Zelfstandig naamwoord
Wat was dat ook alweer?
Slide 13 - Slide
Zelfstandig naamwoord: meervoud
- en erachter > boek-boeken
-serachter > drempel-drempels
-'s erachter > piano - piano's
Slide 14 - Slide
Woord eindigt op een medeklinker
Woord eindigt op een -e
Woord eindigt op meerdere klinkers
Voorbeeld:
computer - computers
garage - garages
kusje - kusjes
cadeau - cadeaus
display - displays
Woord eindigt op één klinker
(a, o, u, i, y)
Voorbeeld:
kassa - kassa's
paraplu - paraplu's
taxi - taxi's
auto - auto's
s
's
+ LET VOORAL OP DE KLANK ALS JE HET UITSPREEKT!
+ Sommige zelfstandig naamwoorden hebben twee vormen in het meervoud > gedachten/gedachtes
Slide 15 - Slide
Afkortingen
Afkortingen van zelfstandige naamwoorden, schrijf je ook met 's.
Voorbeeld: tv's
dj's
wc's
Slide 16 - Slide
Verhaaltje schrijven
timer
5:00
Wat
Open een document in Word. Schrijf een verhaal. Het onderwerp: wat je doet als je vanmiddag thuiskomt. Na een halve minuut noem ik een woord wat je in je volgende zin moet verwerken. Als het een gek verhaal wordt, is dat niet erg, want dat is juist de oefening.
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Geen
Tijd
Ongeveer 5 minuten
Uitkomst
Ik vraag straks twee leerlingen hun verhaal voor te lezen.
Slide 17 - Slide
Individueel werken
timer
10:00
Wat
Lees de blauwe leertekst 'Meervoud zelfstandige naamwoorden 1' (bladzijde 258)
Maak opdracht 7 t/m 9 + 11 en 12 van 3.8 Spelling
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie
Klaar
Leer de dicteewoorden (bijvoorbeeld door ze drie keer over te schrijven)
Slide 18 - Slide
Stillezen
Wat
Lees in stilte in je leesboek
Hoe
Individueel
Hulp
Geen
Tijd
30 minuten
Uitkomst
Over dit boek ga jij jouw laatste boekopdracht maken
Klaar
Kom naar mij toe als je boek uit is
timer
25:00
Slide 19 - Slide
Samenvatting van de les
Jij
weet hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spelt.
Huiswerk
Lees de blauwe leertekst 'Meervoud zelfstandige naamwoorden 1' (bladzijde 258)
Maak opdracht 7 t/m 9 + 11 en 12 van 3.8 Spelling
Leer de dicteewoorden (ik geef maandag een overhoring)