Nederlands Thema 5 Hoofdstuk 2 Deviant Op weg naar 1F

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1,2

Nederlands Thema 5 H2

Spelling en Grammatica

Doelen: 

- ik weet wat werkwoorden zijn

- ik weet wanneer deze in de TT of VT staan

- ik weet wat een stam is

Werkwoorden:

- Dingen die je kunt doen

- Je kunt er ik/hij/zij/jij/wij voor zetten

NU of TOEN

Nu = Tegenwoordige tijd = TT

Toen = Verleden tijd = VT

Noem werkwoorden
in de
tegenwoordige tijd

Noem werkwoorden
in de
verleden tijd

Vandaag hebben jullie
een invaldocent.

1. TT
2. VT

Gisteren hadden jullie je eigen juf.

1. TT
2. VT

De juf rijdt motor.

1. TT
2. VT

De man poetste zijn auto.

1. TT
2. VT

Het is erg druk op de weg.

1. TT
2. VT

Ik parkeer de motor op de stoep.

1. TT
2. VT

Lezen

Lees

Slapen

Slaap

Koken

Kook

Hele werkwoord

Stam

Wat is de juiste STAM?

1. Slaap
2. Slap
3. Slapen
4. Geslapen

Wat is de juiste STAM?

1. Leren
2. Ler
3. Leerde
4. Leer

Wat is de juiste STAM?

1. Verv
2. Verf
3. Verven
4. Verfde

Wat is de juiste STAM?

1. Loop
2. Lop
3. Lopen
4. Gelopen

Wat is de juiste STAM?G

1. Gef
2. Geven
3. Gegeven
4. Geef

Wat is de juiste STAM?

1. Wandelde
2. Wandelen
3. Wandel
4. Gewandeld

Wat is de juiste STAM?

1. Fluit
2. Fluiten
3. Gefluit
4. Fluitt

Wat is de juiste STAM?

1. Kuss
2. Kussen
3. Gekust
4. Kus

Wat vond je van de les?

Maken:

Blz. 158 t/m 163

Klaar? 

Studiemeter
Thema 5: Spelling en Grammatica