What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H1 - Verkleinwoorden, ontleden, samengestelde zinnen
Verkleinwoord met -pje
Verkleinwoord met -tje
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
1 / 39
next
Slide 1:
Drag question
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
12 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verkleinwoord met -pje
Verkleinwoord met -tje
boom
telefoon
broer
riem
film
raam
tafel
haar
Slide 1 - Drag question
Welk verkleinwoord is goed?
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje
Slide 2 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van "kano"?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje
Slide 3 - Quiz
Welk verkleinwoord is goed?
A
display'tje
B
displaytje
Slide 4 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van "lade"?
A
laatje
B
ladetje
C
la'tje
D
latje
Slide 5 - Quiz
1. "Stemmetje" is het verkleinwoord van "stem".
2. "Blaadje" is het verkleinwoord van "blad".
A
1 = goed 2 = fout
B
1= fout 2 = goed
C
Ze zijn allebei goed
D
Ze zijn allebei fout
Slide 6 - Quiz
Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van "arm"?
A
Armetje
B
Armkje
C
Armje
D
Armpje
Slide 7 - Quiz
Noteer het
verkleinwoord
:
baby
Slide 8 - Open question
Wat is het verkleinwoord van
"radio"?
Slide 9 - Open question
Wat is het verkleinwoord van
"koning"?
Slide 10 - Open question
Wat is het verkleinwoord van
"tv"?
Slide 11 - Open question
Wat is het verkleinwoord van "medley"?
Slide 12 - Open question
In welke volgorde kun je het beste een zin ontleden?
A
ow - pv - lv - wg - bwb - mv
B
pv - wg - lv - ow - mv - bwb
C
lv - ow - pv - wg - mv - bwb
D
pv - wg - ow - lv - mv bwb
Slide 13 - Quiz
In welke zin staan de streepjes op de goede plek?
A
De aardige boer | heeft | de vrolijke koeien | een uur lang | geaaid in de wei.
B
De aardige boer | heeft | de vrolijke koeien | een uur lang | geaaid | in de wei.
C
De | aardige boer | heeft | de vrolijke koeien | een uur lang | geaaid | in de wei.
D
De aardige boer | heeft | de vrolijke koeien | een uur | lang | geaaid | in de wei.
Slide 14 - Quiz
Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?
Slide 15 - Quiz
Het lijdend voorwerp ondergaat de handeling.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Mijn buurman heeft mijn scooter gerepareerd.
"mijn scooter" =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 17 - Quiz
Noem het onderwerp: Vanavond geeft mijn broer zijn vriendin een ring.
A
Vanavond
B
mijn broer
C
zijn vriendin
D
een ring
Slide 18 - Quiz
In elke zin staat een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 20 - Quiz
Welke woorden kunnen géén LV bij zich hebben:
praten - eten - schoonmaken - zwemmen - fluisteren - niezen
A
praten - zwemmen - niezen
B
eten - schoonmaken - fluisteren
C
praten - eten - niezen
D
schoonmaken - zwemmen - fluisteren
Slide 21 - Quiz
Wat is de bijwoordelijke bepaling:
Met deze auto wil ik rijden.
A
ik
B
wil rijden
C
auto
D
met deze auto
Slide 22 - Quiz
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen die beginnen met:
A
wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarheen, waarom, waardoor, waarmee
B
wie, wat
Slide 23 - Quiz
Waarom wil mijn oma altijd een zoen hebben?
"Een zoen" is:
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 24 - Quiz
Gisteren werd de kampioen gehuldigd op het stadhuis.
"Gisteren" is:
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 25 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
'Liza at vandaag twee stukken pizza.'
A
Liza
B
pizza
C
twee stukken pizza
D
Er is geen lijdend voorwerp.
Slide 26 - Quiz
De ober brengt mij een glas water.
"Mij" is:
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
onderwerp
Slide 27 - Quiz
Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
"Aan jou" is:
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
onderwerp
D
lijdend voorwerp
Slide 28 - Quiz
Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.
Slide 29 - Quiz
Ik zal de anderen heus niets vertellen.
"De anderen" is:
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
onderwerp
D
lijdend voorwerp
Slide 30 - Quiz
Samengestelde zinnen
A
In iedere zin staat een persoonsvorm.
B
Als er meerdere persoonsvormen in een zin staan, is het altijd een samengestelde zin.
C
In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar.
D
In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp niet naast elkaar.
Slide 31 - Quiz
In samengestelde zinnen...
A
... staat één persoonsvorm.
B
... staat geen persoonsvorm.
C
... staan altijd meerdere persoonsvormen.
D
... staan altijd twee persoonsvormen.
Slide 32 - Quiz
hoofdzin
bijzin
Eveline begint met haar huiswerk voor wiskunde,
Margot gaat als eerste Duits leren.
Slide 33 - Drag question
Als je samengestelde zinnen maakt ...
A
... gebruik je een puntkomma.
B
... gebruik je een dubbele punt.
C
... gebruik je voegwoorden.
D
... gebruik je koppelwerkwoorden.
Slide 34 - Quiz
Herken de
samengestelde zinnen.
A
Ron leest een boek en Lisa leest een krant.
B
Nadat ik veel ijs at, werd ik misselijk.
C
Sneep zit Harry altijd dwars.
D
In Ede kun je goed wandelen, fietsen, eten én drinken.
Slide 35 - Quiz
hoofdzin
bijzin
Toen de voorstelling was afgelopen,
kregen de spelers een staande ovatie van het publiek
Slide 36 - Drag question
In samengestelde zinnen...
A
... staat het voegwoord altijd vooraan.
B
... staat het voegwoord altijd tussen de zinnen.
C
... heb je geen voegwoord nodig.
D
... staat het voegwoord de ene keer vooraan en de andere keer tussen de zinnen.
Slide 37 - Quiz
hoofdzin
bijzin
Joop en Maria trouwden in Florence,
omdat ze hielden van de Italiaanse sfeer.
Slide 38 - Drag question
hoofdzin
bijzin
Ik ga me zo nog even insmeren met zonnebrand,
want ik wil natuurlijk niet verbranden.
Slide 39 - Drag question
More lessons like this
Samengestelde zinnen: nevenschikking en onderschikking
March 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
samengestelde zinnen
September 2020
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Functie bijzinnen
June 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
samengestelde zinnen, zinsdeelstrepen en lv zin, bwb zin H 1.4
July 2019
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
samengestelde zinnen, zinsdeelstrepen
November 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Functie Bijzinnen
June 2020
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H1 en H2 grammatica zinsdelen
January 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Talent 3V H2.4 Samengestelde zinnen ontleden
January 2021
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3