Taal, thema 2 les 16

Taal, thema 2 les 16
1 / 12
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal, thema 2 les 16

Slide 1 - Slide

We maken een aantekening.
1. Lees __________

Slide 2 - Slide

1. Lees de zin.
2. Vraag nu waar of wanneer het gebeurt.
3. Het eerste woord van het antwoord is een voorzetsel.

Slide 3 - Slide

voorbeeld 1
Lieke staat in de halve finale.

1. Lees de zin.
2. Waar of wanneer staat Lieke?
          In de halve finale.
3. Wat is het eerste woord?
          In. In is het voorzetsel.

Slide 4 - Slide

voorbeeld 2
Ze stond klaar voor in de wedstrijd in de sporthal.

1. Lees de zin.
2. Waar of wanneer stond ze?
          In de sporthal.
3. Wat is het eerste woord?
          In. In is het voorzetsel.

Slide 5 - Slide

voorbeeld 3
Voor haar service kijkt ze naar haar trainer.

1. Lees de zin.
2. Wanneer kijkt ze naar haar trainer?
3. Wat is het eerste woord? 

Slide 6 - Slide

Wat is het voorzetsel? (vraag waar of wanneer)

Na de eerste wedstrijd krijgt ze goede tips.

Slide 7 - Open question

Wat is het voorzetsel? (vraag waar of wanneer)

Lieke is bang dat de bal buiten het veld komt.

Slide 8 - Open question

Wat is het voorzetsel? (vraag waar of wanneer)

De scheidsrechter zit tussen de spelers.

Slide 9 - Open question

Wat is het voorzetsel? (vraag waar of wanneer)

Vanaf zijn hoge stoel kan hij de fouten goed zien.
A
vanaf
B
hoge
C
stoel
D
goed

Slide 10 - Quiz

Wat is het voorzetsel? (vraag waar of wanneer)

De bal moet binnen de lijnen blijven.
A
de
B
moet
C
binnen
D
lijnen

Slide 11 - Quiz

Wat is het voorzetsel? (vraag waar of wanneer)

De wedstrijd duurt tot twaalf uur.
A
de
B
wedstrijd
C
duurt
D
tot

Slide 12 - Quiz