Les 26 Woorden aan elkaar of los schrijven

H.26
Woorden aan elkaar of los schrijven. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H.26
Woorden aan elkaar of los schrijven. 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
*Je leert wanneer je woorden aan elkaar schrijft.
* Je leert wanneer je een tussenklank gebruikt.
*Je leert wanneer je een koppelteken gebruikt.

Slide 2 - Slide

Even herhalen

Slide 3 - Slide

Als een werkwoord sterk is, dan....
A
veranderd de klank
B
blijft de klank hetzelfde

Slide 4 - Quiz

Het werkwoord 'lopen' is een....
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 5 - Quiz

Het werkwoord 'stemmen' is een....
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 6 - Quiz

Welke ezelsbrug kun je gebruiken om te kijken hoe je zwak werkwoord in de verleden tijd schrijft?

Slide 7 - Open question

De verleden tijd van het werkwoord (in de hij-vorm) 'ontbijten' is
A
ontbijt
B
ontbijtte
C
ontbeet
D
ontbijte

Slide 8 - Quiz

De verleden tijd van het werkwoord (in de ik-vorm) 'koken', is
A
kook
B
kookde
C
kokte
D
kookte

Slide 9 - Quiz

De verleden tijd (in de wij-vorm) van het werkwoord 'typen' is
A
teepte
B
typte
C
getypt
D
geteept

Slide 10 - Quiz

Zet de zin in de verleden tijd:

De hond speelt in de tuin en heeft een mol gevangen.

Slide 11 - Open question

Zet de volgende zinnen in de verleden tijd:
Wij gaan op vakantie naar Frankrijk. Wij hopen dat wij het daar leuk hebben.

(Let op: 2e zin is lastig dus denk goed na! Je moet de 2e zin anders formuleren).

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Die uitvinder hoopte met een……..
naar het ruimtestation te vliegen
A
hete lucht ballon
B
hete luchtballon
C
hetelucht ballon
D
heteluchtballon

Slide 21 - Quiz

Hij reinigt het terras met een ……...
A
hogedrukspuit
B
hoge drukspuit
C
hogedruk spuit
D
hoge druk spuit

Slide 22 - Quiz

De ………. won de marathon.
A
lange baan schaatser
B
langebaan schaatser
C
langebaanschaatser
D
lange baanschaatser

Slide 23 - Quiz

Ik koop een pak ……. melk
A
half volle
B
halfvolle

Slide 24 - Quiz

Heb jij ooit …….. bankbiljetten teruggekregen?
A
te veel
B
teveel

Slide 25 - Quiz

Er is een ……. verschenen over deze affaire.
A
zwart boek
B
zwartboek

Slide 26 - Quiz

Ik weet nu wanneer en hoe ik woorden aan elkaar of los moet schrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Huiswerk
H. 26 - blz. 56 + 57.

GT: Maken opdrachten 4, 7, 8 en 9

Lesson Up nog een bekijken + theorie goed bestuderen.

Slide 28 - Slide