What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling TV H123
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.
1 / 21
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.
Slide 1 - Quiz
Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader
Slide 2 - Quiz
Wat is GEEN
zelfstandig
naamwoord?
A
olifant
B
schoen
C
onder
D
worst
Slide 3 - Quiz
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
Boek
B
Tas
C
Lopen
D
Huis
Slide 4 - Quiz
Wat is een zelfstandig naamwoord
A
Vertrekken
B
Koerier
C
Geweldig
D
Manager
Slide 5 - Quiz
Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart
Slide 6 - Quiz
zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie
Slide 7 - Quiz
Als blusstof kunnen drie dingen worden gebruikt: water met schuim, bluspoeder en koolzuurgas. De meest gebruikte blusstof is bluspoeder.
Hierboven staat een opsomming. Waarvan is het een opsomming?
A
een opsomming van stoffen
B
een opsomming van blusstoffen
C
er staat geen opsomming
Slide 8 - Quiz
Wat is 'flesjes' in de zin:
Op kleine flesjes zit nu ook statiegeld.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
Slide 9 - Quiz
Noem de drie lidwoorden
Slide 10 - Open question
Vul het voltooid deelwoord in
Mijn zus is dit jaar (slagen)
Slide 11 - Open question
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin:
Waar heb ik mijn mobiel neergelegd?
A
heb neergelegd
B
mobiel neergelegd
C
heb mobiel
D
heb ik
Slide 12 - Quiz
Vul de PV in de verleden tijd in.
Waarom (kiezen) alle leerlingen voor ZW?
A
kiezen
B
kozen
C
kiesden
D
kiesten
Slide 13 - Quiz
Noteer de PV van het zwakke werkwoord in de VT:
Onze buurman (metselen) de muur.
Slide 14 - Open question
Juist of onjuist?
om meer variatie in een tekst te krijgen, gebruik je verwijswoorden
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Noteer het juiste verwijswoord:
Mirte heeft ... eigen sleutel in de put laten vallen
A
zijn
B
haar
C
ze
D
het
Slide 16 - Quiz
Noteer het juiste verwijswoord:
Was jouw weekend leuk of wat ... saai
A
hij
B
ze
C
het
D
hun
Slide 17 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord:
Ik heb tien vrienden uitgenodigd, maar ik weet niet of ... komen
A
ze
B
hun
C
hem
D
het
Slide 18 - Quiz
Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Door de vele regen is het dorp overstroomt/ overstroomd
A
overstroomt
B
overstroomd
Slide 19 - Quiz
Vul de VT in:
Mijn vriendin (lusten) vroeger geen spruitjes.
Slide 20 - Open question
Om te controleren of het voltooid deelwoord gebruik je:
Slide 21 - Open question
More lessons like this
groep 7 werkwoordcito oefenen
March 2023
- Lesson with
35 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
October 2024
- Lesson with
44 slides
nederlands
Primary Education
Herhaling lezen H123 lj.2
November 2021
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Bijvoeglijk naamwoord en bijwoord 10 - (On)bekend?
July 2023
- Lesson with
11 slides
Herhaling examen Pasen 2024
March 2024
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Werkwoorden
October 2024
- Lesson with
22 slides
Perfectum Werkwoorden Voor Beginners
May 2023
- Lesson with
15 slides
NT2
Kleuteronderwijs
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education