ww blok 3 week 2 les 4

Lesdoel
Ik kan aan het einde van de les de werkwoordregels door elkaar toepassen:

- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd ( sterk en zwak)

1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Lesdoel
Ik kan aan het einde van de les de werkwoordregels door elkaar toepassen:

- persoonsvorm tegenwoordige tijd
- persoonsvorm verleden tijd ( sterk en zwak)

Slide 1 - Slide

Hoe maak je de ik-vorm van een werkwoord?
A
Hele werkwoord - EN
B
Hele werkwoord - EN en soms iets aanpassen

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

herstellen [tt] Ik _____________ de schade aan mijn fiets

Slide 4 - Open question

lijken [tt] _____________ jij op je moeder?

Slide 5 - Open question

Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf ik- vorm+ t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Mia vindt

Slide 6 - Slide

zingen [tt] Jozua _____________ met zijn vrienden

Slide 7 - Open question

binden [tt] Straks _____________ hij het touw aan de boom

Slide 8 - Open question

leren [vt] Gisteren _____________ we veel over Prince.

Slide 9 - Open question

vergroten [vt] De kinderen _____________ vorige week hun kennis in het museum.

Slide 10 - Open question

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 11 - Slide

komen [vt] Gisteren _____________ ik veel te laat bij de tennisles aan

Slide 12 - Open question

roepen [vt] Toen we zagen dat het mis ging _____________ we meteen om hulp.

Slide 13 - Open question

mix
van
alles

Slide 14 - Slide

doen [tt] Ik _____________ altijd mijn best.

Slide 15 - Open question

klimmen [vt] Vorige week _____________ jij de heuvel makkelijk op

Slide 16 - Open question

kleuren [vt] Afgelopen dinsdag _____________ Isis op een dolfijnenkleurplaat.

Slide 17 - Open question

duiken [tt] Lucas _____________ graag in het zwembad.

Slide 18 - Open question

vinden [tt] Je _____________ planten en dieren in de natuur.

Slide 19 - Open question

branden [vt] Vorige week _____________ ik mijn vingers.

Slide 20 - Open question

vergroten [tt] Gisteren _____________ de kinderen de ruimte.

Slide 21 - Open question

verblijven [vt] Toen _____________ jij op het strand

Slide 22 - Open question

genieten [vt] Rifat _____________ gisteren van een lekkere fruitsalade

Slide 23 - Open question

maken [vt]
Asmin en Jozua _____________ vorige week vrijdag een mystery graph

Slide 24 - Open question

zijn [vt] Ik _____________ vorige week toevallig in de buurt.

Slide 25 - Open question

raden [vt] Ik _____________ het juiste getal.

Slide 26 - Open question

bedanken [vt] Tom _____________ vorige jaar Sinterklaas voor het cadeau.

Slide 27 - Open question

Typ het woord dat je hoort.

Slide 28 - Open question

Typ het woord dat je hoort.

Slide 29 - Open question

Typ het woord dat je hoort.

Slide 30 - Open question

Typ de zin die je hoort.

Slide 31 - Open question

Typ de zin die je hoort.

Slide 32 - Open question

Typ de zin die je hoort.

Slide 33 - Open question